Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalindustrie (Metalektro)
Pensioenreglement vanaf 1 januari 1993.
Hoofdstuk D - Beëindiging deelneming
Artikel 13.1 -
Indien een deelnemingsperiode eindigt anders dan door overlijden of het ingaan van het
ouderdomspensioen heeft de gewezen deelnemer onverminderd het bepaalde in het
derde lid een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen en ten behoeve van zijn
nabestaanden een premievrije aanspraak op partnerpensioen en/of bijzonder
partnerpensioen, respectievelijk wezenpensioen.
Het premievrije ouderdomspensioen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 1, vijfde
en zesde lid van bijlage 1 met inachtneming van de artikelen 15 en 23.
De premievrije aanspraken op partner- en/of bijzonder partner- en wezenpensioen
worden van de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen afgeleid, waarbij rekening
gehouden wordt met een eerder toegekend recht op bijzonder partnerpensioen.
Artikel 13.3
Over de geëindigde deelnemingsperiode bestaat ten minste aanspraak op een jaarlijks
ouderdomspensioen dat gelijk is aan de som van:
a. 1,75% van de pensioengrondslag in de laatste premiebetalingsperiode
vermenigvuldigd met het aantal jaren waarover in de deelnemingsperiode voor de
gewezen deelnemer premie is betaald, waarbij een gedeelte van een jaar naar
evenredigheid in aanmerking wordt genomen, en
b. het bedrag vastgesteld overeenkomstig artikel 1, vierde lid van bijlage 1.
Artikel 13.4
De bedragen van de premievrije partner- en/of bijzonder partnerpensioenen worden
vastgesteld met toepassing van het bepaalde in de artikelen 8 en 25.
Hoofdstuk G - Financiering
Atikel 19.1
Voor de financiering van de pensioenen van de pensioenregeling wordt verwezen naar
het Uitvoeringsreglement van het Fonds. De premie wordt berekend over de
pensioengrondslag. Het percentage wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld.
Artikel 19.2
De deelnemer is zijn aandeel in de premie verschuldigd aan zijn werkgever. De
werkgever is verplicht bij de loonbetalingen op het loon in te houden het aandeel in de
premie, dat de deelnemer aan zijn werkgever verschuldigd is ter zake van de periode,
waarop de loonbetaling betrekking heeft. Voor zover de werkgever geen loon aan de
deelnemer verschuldigd is, moet de deelnemer zijn aandeel in de premie aan de
werkgever betalen.
Hoofdstuk J - Vrijstelling ingevolge het Vrijstellingsbesluit
Artikel 32
Op verzoek van een werkgever wordt vrijstelling verleend respectievelijk kan vrijstelling
worden verleend door het bestuur aan alle werknemers van het fonds van de verplichting tot
deelneming in het fonds en van de verplichting tot premiebetaling aan het fonds indien wordt
voldaan aan de bepaalde voorwaarden. Ten aanzien van een beslissing op een verzoek om
vrijstelling dan wel een beslissing tot intrekking van een verleende vrijstelling is het bepaalde
in de Algemene wet bestuursrecht (Wet van 4 juni 1992, Stb. 315) van toepassing.
Omdat vrijstelling een aangelegenheid is tussen Werkgever en Fonds, zijn nadere
bepalingen opgenomen in hoofdstuk 13 van het Uitvoeringsreglement.
Hoofstuk L -Aanspraken ter zake van deelneming in het fonds voor 01.01.1993
Artikel 36.1
Het op 31 december 1992 geldende pensioenreglement van het fonds is met ingang van
1 januari 1993 buiten werking getreden.
Artikel 36.2
Behoudens het bepaalde in dit hoofdstuk en in artikel 48, vijfde lid worden de
aanspraken en ingegane pensioenen terzake van deelneming in het fonds vóór 1 januari
1993 beheerst door het bepaalde in het vervallen reglement.
Artikel 36.5
Waar in dit hoofdstuk sprake is van deelneming wordt daaronder mede verstaan de
deelneming aan de regeling van het fonds vóór 1 januari 1993.
Artikel 41.1
Indien en voor zover de middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur ,
gehoord de wiskundig adviseur, toelaten, worden mede op basis van het door het Fonds
vastgestelde beleidskader inzake indexatie ,telkens per 1 januari de ingegane
pensioenen en premievrije aanspraken waarop recht bestaat ingevolge het vervallen
reglement, verhoogd. Voor deze verhoging wordt geen bestemmingsreserve gevormd en
wordt geen premie betaald.
De premievrije aanspraken worden verhoogd met een percentage dat tenminste gelijk is
aan dat waarmee de ingegane pensioenen verhoogd worden.
De verhogingspercentages worden vastgelegd in bijlage 5.
Artikel 41.2
De verhogingen worden toegekend overeenkomstig het gestelde in artikel 12 met
betrekking tot verhogingen van de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken op
basis van het huidige reglement.
Artikel 44.1 Informatie aan de gewezen partner
Het fonds verstrekt aan degene die gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt
op bijzonder partnerpensioen een opgave waarop het volgende staat vermeld:
a. de tot de scheidingsdatum opgebouwde aanspraken op partnerpensioen voor zover
bestemd voor de (gewezen) partner;
b. informatie over toeslagverlening;
c. informatie die voor de (gewezen) partner specifiek van belang is.
Artikel 44.2
Het fonds verstrekt aan de (gewezen) partner ten minst een keer in de vijf jaar:
a. een opgave van de tot de scheidingsdatum opgebouwde aanspraken op
partnerpensioen voor zover bestemd voor de (gewezen) partner;
b. informatie over toeslagverlening;
Het fonds informeert de (gewezen) partner binnen drie maanden na een wijziging van
het toeslagbeleid over die wijziging.
Bijlage I - Berekening pensioen
Artikel 1 - Ouderdomspensioen
Artikel 1.2
In de formules opgenomen in de volgende leden van dit artikel wordt verstaan onder:
A: 1,75% van de laatste voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag;
B: het aantal jaren, waarover voor de deelnemer na 1 januari 1993 of latere datum van
aanvang van de deelnemingsperiode premie is betaald en tot zijn pensioendatum nog
zal kunnen worden betaald, waarbij een gedeelte van een jaar naar evenredigheid in
aanmerking wordt genomen;
C: het aantal voorliggende deelnemingsjaren, dat bij de invoering van het reglement per
1 januari 1993 voor elke individuele deelnemer in verband met deelname in het fonds
vóór 1 januari 1993 is vastgesteld volgens de bepalingen in hoofdstuk L, waarbij een
gedeelte van een jaar naar evenredigheid in aanmerking wordt genomen;
D: de duur van de premiebetalingsperiode;
E: de duur van de periode gelegen tussen de aanvang van de premiebetalingsperiode
en de pensioendatum van de deelnemer;
F: het verzekerde pensioen volgens het derde en vierde lid;
G: het bedrag aan ouderdomspensioen, waarop de deelnemer in de
deelnemingsperiode met toepassing van het vijfde en zesde lid tot aan de
premiebetalingsperiode reeds aanspraak heeft verkregen. Indien het vierde lid van
toepassing is, wordt dit bedrag vermeerderd met het bedrag aan ouderdomspensioen
waarop de deelnemer op basis van het vervallen reglement aanspraak heeft
verkregen.
Artikel 1.3
Zolang de deelnemingsperiode voortduurt bedraagt het over de deelnemingsperiode
verzekerde jaarlijkse ouderdomspensioen:
A x B.
Artikel 1.4
Indien de deelnemer vóór 1 januari 1993 heeft deelgenomen aan de pensioenregeling
van het fonds en voor hem op basis van hoofdstuk L voorliggende deelnemingsjaren zijn
vastgesteld, wordt het in het derde lid bedoelde ouderdomspensioen verhoogd met een
bedrag gelijk aan:
A x C.
Artikel 1.5
De aanspraak op het jaarlijkse ouderdomspensioen wordt per premiebetalingsperiode
verworven. Daarbij verkrijgt de deelnemer over elke premiebetalingsperiode een
aanspraak op jaarlijks ouderdomspensioen gelijk aan:
(F - G) x (D:E),
met dien verstande dat over een premiebetalingsperiode ten minste een aanspraak op
ouderdomspensioen wordt verkregen, die gelijk is aan 1,75% van de pensioengrondslag
in de premiebetalingsperiode vermenigvuldigd met D.
Artikel 1.8
Indien het in het derde lid, van artikel 13, bedoelde pensioen hoger is dan het in het
zesde en zevende lid bedoelde pensioen, wordt ter financiering van het verschil tussen
beide pensioenen op het einde van elk vol kalenderjaar gelegen tussen het einde van de
deelneming en de pensioendatum en tenslotte op de pensioendatum een verhoging van
het premievrije ouderdomspensioen ingekocht.
Het bedrag van elke in te kopen verhoging is gelijk aan:
(P - Q):R
waarin:
P= de te verlenen tijdsevenredige aanspraak als bedoeld in het derde lid van artikel 13;
Q= de reeds verleende aanspraak als omschreven in het vijfde en zesde lid;
R= het aantal volle kalenderjaren gelegen tussen het einde van de
deelnemingsperiode en de pensioendatum, waarbij ook het kalenderjaar waarin de
pensioendatum valt, voor een vol kalenderjaar wordt gerekend.
Indien de gewezen deelnemer overlijdt voordat volledige financiering als bedoeld in dit
lid heeft plaatsgehad, worden eveneens partner- en wezenpensioen toegekend als
bedoeld in artikel 13, derde lid.
Het bepaalde in dit lid is alleen van toepassing op aanspraken over
deelnemingsperioden gelegen vóór 1 januari 1998.