PensioenWet. Wet van 7 december 2006, versie 1 januari 2023

Hoofdstuk 1 Definities en toepassingsgebied ( vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 1.1 Begripsbepalingen (vanaf 01.01.2007)

Artikel 1 Definities (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.08.2008, 11.06.2010, 01.01.2011, 01.10.2012, 01.01.2015, 01.01.2016, 01.09.2016, 01.03.2017, 01.01.2019, 13.01.2019, geldend 01.01.2023)

Beëindiging van de deelneming: het beëindigen van de pensioeverwerving op basis van een pennsioenovereenkomst anders dan door:
a. het overlijden van de deelnemer; of
b. het ingaan van het ouderdomspensioen

Bijzonder partnerpensioen: de aanspraak op partnerpensioen die op grond van artikel 57, eerste, tweede of derde lid, verkregen wordt door de gewezen partner.

Gedetacheerde werknemer:

Gepensioneerde: Pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;

Gewezen deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens een pensioenuitvoerder;

kapitaalovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgesteld kapitaal dat uiterlijk op de penisoendatum wordt omgezet in een vastgestelde of variabele pensioenuitkering

nabestaandenpensioen: partnerpensioen of wezenpensioen

ondernemingspensioenfonds: een pensioenfonds verbonden aan een onderneming of groep

Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

partner: echtgenoot, geregistreerde partner of partner in de zin van de pensioenovereenkomst

partnerpensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor de echtgenoot, de geregistreerde partner of de partner, de gewezne echtgenoot, de gewezen geregisteerde partner of de gewezen partner wegens het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer;

partnerrelatie: huwelijk, geregistreerd partnerschap of partnerrelatie in de zin van de pensioenovereenkomst

pensioen: ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen of nabestaandenpenisoen, zoals tussen werkgever en werknemer overeengekomen

pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardeljke toeslagverlening

pensioenbewaarder: de pensioenbewaarder, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

pensioeneenheid: eenheid van deelname in een beleggingsportefeuille, waarbij de waarde fluctueert met de koersontwikkeling van deze portefeuille en eventueel met de ontwikkeling van de levensverwachting

pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan

pensioenovereenkomst: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen woorwaardelijke toeslagverlening

pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening

pensioenregeling

pensioenreglement

pensioenuitvoerder

premieovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde premie die uiterlijk op de pensioendatum wordt omgezet in een vastgestelde of variabele pensioenuitkering

risicovrije rente: de door De Nederlandse Bank N.V. gepubliceerde actuele rentetermijnstructuur

scheiding: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap

toeslag: een verhoging van:
a. een pensioenrecht
b. een pensioenaanspraak van een gewezen deelnemer, mits die verhoging bij een kapitaalovereenkomst niet voortvloeit uit rente- of winstdeling of bij een premieovereenkomst niet voortvloeit uit behaald beleggingsrendement
c. een pensioenaanspraak van een deelnemer op grond van een uitkeringsovereenkomst gebaseerd op het middelloonstelsel of gebaseerd op een vastbedragenregeling, mits de verhoging geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van de pensioenovereenkomst; of
d. een pensioenaanspraak van een gepensioneerde ten behoeven van zijn partner

Noot PensioenScheiden 15.01.2023 10.41: Verhoging van rente of winstdeling of behaald beleggingsrendement na pensioeningang wordt geen "toeslag" genoemd

toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of de Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151

Artikel 2 Nadere bepalingen definities (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.08.2008, 28.07.2009, 11.06.2010, 01.01.2011, 01.01.2013, 01.01.2015, 01.01.2016, 01.09.2016, geldend vanaf 13.01.2019)

Artikel 2.1. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere worden gesteld over hetgeem onder de directeur-grootaandeelhouder wordt verstaan.

Artikel 2.2. Met een pensioenovereenkomst wordt gelijkgesteld:
a. de uit de dienstbetrekking voortvloeiende rechtsbetrekking tussen een werkgever en een werknemer met betrekking tot geval in een bedrijfstakpensioenfonds op basis van een verplichtstelling; en
b. de uit de dienstbetrekking voortvloeiende rechtsbetrekking tussen een overhseidwerkgever en een overheidswerknemer als bedoeld in de
Wet Privatisering ABP met betrekking tot pensioen op grond van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4 en 5 van die wet.

Artikel 2.3. Bij regeling van Onze Minister kan een categorie van personen, niet zijnde werknemers, die werkt in een arbeidsverhouding waarbij tegen beloning persooonlijke arbeid wordt verricht, worden aangewezen die voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met werknemers.

Artikel 2.4. Een geldelijke uitkering voor een gewezen werknemer die wordt gedaan bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom in verband met vervroegde uittreding is geen pensioen in de zin van deze wet, indien de uitkering:
a. uiterlijk eindigt op de datum waarop volgens de Algemene Ouderdomswet recht op Ouderdomspensioen ontstaat, bij het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen of bij eerder overlijden en die gebaseerd is op een overeenkomst die alleen aanspraak op een uitkering toekoent aan degene die tijdens de looptijd van de regeling, welke ten hoogste vijf jaar bedraagt, een bepaalde leeftijd hebben bereikt; of
b. gebaseerd is op de Wet kaderredeling VUT overheidspersoneel

Artikel 2.5. Een geldelijke uitkering voor een gewezen werknemer bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom is geen pensioen in de zin van deze wet wanneer deze uitkering is gebaseerd op een regeling:
a. die leidt tot uitkeringen vanaf een bepaalde leeftijd aan werknemers die werkzaamheden verrichten die door de werkgever als substantieel bezwarend zijn aangemerkt;
b. die leidt tot een uitkering die uiterlijk eindigt op de datum waarop volgens de Algemene Ouderdomspwet recht op ouderdomspensioen ontstaat, bij het bereiken van de pensioenleetijd voor het ouderdomspensioen of bij eerder overlijden; en
c. die bij regeling van Onze Minister is aangewezen

Artikel 2.6. Een uitkering voor een gemeodsbezwaarde als bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel a, van de Wet financiering sociale verzekeringen is geen pennsioen in de zin van deze wet.

Artikel 2.7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan aanvullingen op een loonaanvullingsuitkering of een vervolguitkering als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen die geen arbeidsongeschiktheidspensioen zijn als bedoeld in artikel 1 worden aangemerkt als arbeidongeschiktheidspensioen als bedoeld in dat artikel.

Artikel 2.8. De voordracht voor een krachtens het zevende lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 2.9. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot kapitaalovereenkomsten of premieovereenkomsten waarbij het op de pensioendatum beschikbaar komende kapitaal wordt gesplitst in een deel dat wordt aangewend voor aankoop van een direct ingaande tijdelijke uitkering en een deel dat later wordt aangewend voor de aankoop van een, op de tijdelijke uitkering aansluitende, levenslange uitkering. In deze regeling:
a. kunnen dergelijke uitkeringen en daarbij horende uiotkeringen voor nabestaanden, worden gelijkgesteld met een pensioen als bedoeld in artikel1;
b. kan worden bepaald dat dit pensioen voldoet aan de artikelen 15 en 63;
c. kan worden bepaald dat pensioenuitvoerders verplicht zijn mee te werken aan splitsing zoals beschreven in de aanhef; en
d. kunnen regels worden gesteld betreffende een goed uitvoering;

Artikel 2.10. De regeling bedoeld in het negende lid, is aansluitend van toepassing indien de pensioendatum is gelegen na 31 december 2008 en het op de pensioendatum beschikbaar komende kapitaal nog niet is aangewend voor aankoop van een levenslange uitkering.

Artikel 2.11. Waar in deze wet sprake is van de Nederlandse sociale en arbeidswetgeving betreft dit in ieder geval de artikelen 1,2,4,7 tot en met 29.31, 35 tot en met 53, 55 tot en met 95, 97 en 98 van deze wet.

Artikel 2.12. Een nettolijfrente als bedoeld in artikel 5.16, tweede lid van de Wet inkomstenbelastin 2001 is geen pensioen in de zin van deze wet.

Artikel 2.13. Voor de toepassing van de artikelen 63c, 103, eerste en tweede lid, 137, derde lid, onderdeel a, 148a, 149 en 150, onderdeel b, wordt voor zover het gaat om verzekeren bij een verzekeraar, onder verzekeraar mede verstaan een herverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de op het financieel toezicht.

Hoofdstuk 1.2 Toepassingsgebied van de wet (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 3. Gedeeltelijke toepasselijkheid bij personen, niet zijnde werknemer of werkgever, die onder de werkingssfeer van een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds vallen

Art 4 Gedeeltelijke toepasselijkheid bij pensioenverevening (miv 01.03.2018)
Op een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verevening gerechtigde echtgenoot of geregistreerde partner op grond van artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding verwerft, zijn de artikelen 58 en 61 niet van overeenkomstige toepassing en zijn de artikelen 71 tot en met 74, 78 tot en met 80 en 85 tot en met 89 van overeenkomstige toepassing indien de pensioenregeling daarin voorziet.

Toelichting: In het geval van conversie krachtens art 5 van de Wet VPS verandert de bestemming van (een deel van ) het ouderdomspensioen. Op de pensioenaanspraak zijn in beginsel alle bepalingen van de Pensioenwet van toepassing. Het ouderdomspensioen of een deel daarvan mag niet omgezet worden door de vereveningsgerechtigde in partnerpensioen.
Het pensioen mag eveneens niet overgedragen worden naar een andere verzekeraar.

Art. 5 Relatie met verzekeringsovereenkomsten (geldend vanaf 01.01.2007)

Art. 6. Relatie met Wet op het financieel toezicht (geldend vanaf 01.01.2011)

Hoofdstuk 2 Pensioenovereenkomst (geldend vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 2.1 De totstandkoming van een pensioenovereenkomst

Artikel 7 informatie aan werknemer en aanbod pensioenovereenkomst (vanaf 01.01.2007, geldend 01.07.2015)

art 7.1 De werkgever informeert de werknemer binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden schriftelijk of elektronisch of hij de werknemer al dan niet een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst doet, en zo ja, binnen welke termijn het aanbod wordt gedaan en wie de pennsioenuitvoerder is

Artikel 8 Bescherming deeltijder en jonge werknemer (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2008, geldend 01.01.2013)

Bij de vaststelling van aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen worden aan werknemers die minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam zijn, pensioenaanspraken verleend naar evenredigheid van de pensioenaanspraken die ingeval van een volledige arbeidstijd zouden zijn verkregen.

Artikel 9 Pensioenovereenkomst bij overgang van onderneming (vanaf 01.01.2007)

Hoofstuk 2.2 Inhoud pensioenovereenkomst (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.08.2009, geldend 01.09.2016)

Artikel 10 Karakter pensioenovereenkomst (vanaf 01.01.2008)
De pensioenovereenkomst houdt in
a. een uitkeringsovereenkomst
b. een kapitaalovereenkomst
c. een premieovereenkomst

Artikel 10a: Uitkering bij kapitaalovereenkomst en premieovereenkomst (vanaf 01.09.2016)

Artikel 11: Uitkering, kapitaal of premie ( vanaf 01.01.2008, geldend 01.09.2016)

Artikel 12 Betalingsvoorbehoud ( vanaf 01.01.2007)

Artikel 13 Verlenen van toeslagen (vanaf 01.01.2008, geldend 01.01.2009)

In de pensioenovereenkomst wordt bepaald of er toeslagen worden verleend en, zo ja, wat het ambitieniveau is en welke voorwaarden gelden bij de toeslagverlening.

Toelichting: De wettelijke term voor indexatie wordt toeslag genoemd.

Artikel 14 Beperking onderscheid naar leeftijd bij verwerving en aanbod geldend vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.08.2008, 01.01.2013 en geldend 21.07.2018)

Art 14.1. Het verwerven van pensioenaanspraken op basis van een pensioenovereenkoimst begint uiterlijk op de 21-jarige leeftijd van de werknemer of op de latere datum van indiensttreding, tenzij het een ouderdomspensioen betreft dat uitsluitend voorziet in een uitkering tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoel in artikel 7a, eerste lid van de Algemene Ouderdomspwet, of tot het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen

Art 14.2. Het in het eerste lid genoemde tijdstip waarop de verwerving begint kan, indien in de pensioenovereenkomst is voorzien in een wachttijd of drempelperiode, .....

Artikel 15 Nadere eisen ouderdomspensioen ( vanaf 01.01.2008, geldend 01.01.2013)

Art 16 Nadere eisen partnerpensioen (geldend 1 januari 2008)

Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een partnerpensioen ten behoeve van een partner met wie de deelnemer niet gehuwd is, noch een geregistreerd partnerschap heeft, gelden voor deze partner ten aanzien van de vaststelling van het partnerpensioen dezelfde rechten en plichten als voor een gehuwde of geregistreerde partner

Toelichting: In de praktijk worden soms strengere eisen gesteld, zoals een notarieel verleden samenlevingskontrakt. Op basis van deze wet hoeft deze eis niet gesteld te worden.

Art 17 Evenredige verwerving pensioenaanspraken (geldend 01.01.2007)

De verwerving van pensioenaanspraken in het kader van een uitkeringsovereenkomst of een kapitaalovereenkomst vindt gedurende de deelneming ten minste evenredig in de tijd plaats.

Artikel 17a Evenredig doorberekenen van kosten (geldend vanaf 01.08.2009)

Artikel 18 Behoud aanspraken bij verlaging pensioengevend salaris (geldend vanaf 01.01.2007)

art 18.1 In geval van verlaging van de pensioengrondslag van een werknemer worden de op grond van de pensioenovereenkomst tot het tijdstip van verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd

art 18.2 In geval van verlaging van de pensioengrondslag blijven de opgebouwde aanspraken behouden en worden de pensioenaanspraken vastgesteld overeenkomstig artikel 55.

Hoofdstuk 2.3 Wijziging pensioenovereenkomst (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 19 Wijziging pensioenovereenkomst ( geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 20 Gevolgen van wijziging van een pensioenovereenkomst (geldend vanaf 01.01.2007)

In geval van een wijziging van een pensioenovereenkomst worden de voor de aanspraakgerechtigden tot het tijdstip van wijzging opgebouwde aanspraken niet gewijzigd, behoudens het bepaalde in de artikelen 76, 78, 83 en 134

Hoofdstuk 2.4 Informatie- en hoorplicht werkgever (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 21 Startbrief en melding van wijzigingen (vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.07.2016, 01.09.2018, 11.04.2018, geldend vanaf 13.01.2009)

Artikel 22 Hoorrecht vereniging van pensioengerechtigden bij uitvoering door een verzekeraar (geldend vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 3 Uitvoeringsovereenkomst (geldend vanaf 01.01.2007)

Hoofstuk 3.1 Sluiten uitvoeringsovereenkomst (vanaf 01.1.2007, geldend van 01.01.2016)

Artikel 23 Onderbrengingsplicht werkgever (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2011,07.08.2013, geldend vanaf 01.10.2016)

Artikel 23a Uitvoeringsreglement beëindigde pensioenregeling (vanaf 01.01.2016, geldend vanaf 11.04.2018)

Artikel 24 Premie aan pensioenuitvoerder door werkgever ( geldend van 01.01.2007)

Hoofdstuk 3.2 Inhoud uitvoeringsovereenkomst (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 25 Eisen inzake inhoud uitvoeringsovereenkomst (vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.08.2006,01.01.2011, 01.01.2015, geldend vanaf 01.01.2016)

Artikel 26. Eisen inzake premiebetaling (vanaf 01.01.2007, geldend vanaf 01.01.2019)

Artikel 27. Premiebetaling bij beëindiging deelneming (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 28. Melding door pensioenfonds inzake premieachterstand en tekort minimaal vereist eigen vermogen (vanaf 01.01.2007, gewijzgd 11.06.2010, 01.07.2014 en geldend vanaf 01.01.2016)

Artikel 29. Medling door verzekeraar bij premiachterstand en gevolgen van premieachterstand (vanaf 01.08.2008, geldend vanaf 01.01.2011)

Artikel 30. Toepasselijk recht (geldend vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 3.3 Overig (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 31 Verbod verpanding en andere handelingen (geldend vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 4 Algemene bepalingen met betrekking tot de pensioenuitvoerder

Hoofdstuk 4.1 Taken pensioenuitvoerder

Artikel 32 Algemene taak (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 33 Waarborging goed bestuur (vanaf 01.01.2007, geldend vanaf 01.07.2014)

Artikel 34 Uitbesteding (vanaf 01.01.2007, geldend vanaf 01.01.2019)

Artikel 35 Opstellen en inhoud pensioenreglement (geldend vanaf 01.01.2008)

Artikel 35.1 De pensioenuitvoerder stelt een pensioenreglement vast in overeenstemming met de pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst of het uitvoeringsreglement ( geldend vanaf 01.01.2008)

Artikel 35.2 In het pensioenreglement worden in ieder geval bepalingen opgenomen betrerffende:
a. de wijze waarop de pensioenuitvoerder omgaat met inkomende waarden in het kader van waardeoverdracht
b. de hoogte van de ruilvoet en de opbouwkeuzevoet, bedoeld in artikel 60 en 61, en de afkoopvoet, bedoeld in artikel 66 en
c. de kortingsregel, bedoeld in artikel 134

Artikel 36 Registreren deelnemingsjaren (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 37 Melding arbeidsongeschiktheid (vanaf 01.01.2009, geldend vanaf 01.07.2011)

Artikel 38 Verstrekken informatie aan deelnemers jaarlijks (vanaf 01.08.2008, gewijzigd 01.01.2016, 01.09.2016, 13.01.2019 en geldend vanaf 01.01.2020)

De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer jaarlijks:
a. een opgave van de verworven pensioenaanspraken
b. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjara toe te rekenen waardeaangroei ......
c. informatie over toeslagverlening
d. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134
e. informatie over een variabele uitkering
f. informatie over de reglementaire pensioenleeftijd
g. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken ........
h. informatie over de werkgeverspremies en werknemerspremies
i. informatie over garanties
j. informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht
k. coor zover van toepaasing, informatie over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf
l. voor zover van toepassing, informatie over de ingehouden kosten

Artikel 39 Verstrekken informatie aan deelnemers bij beëindiging deeleneming (vanaf 01.01.2008, gewjzigd 01.08.2008, 01.01.2016, geldend vanaf 01.01.2019)

Artikel 40 Verstrekken informatie aan gewezen deelnemers jaarlijks (vanaf 01.08.2009, gewijzigd 01.09.2016, 01.01.2017,13.01.2019 geldend vanaf 01.01.2020)

De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer jaarlijks

a. een opgave van zijn opgebouwde aanspraken, waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario , een verwacht scenario en een optimistich scenario, met de waarschuwing dat de projecties kunnen verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen
b. informatie over toeslagverlening
c. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134
d. informatie over een variabele uitkering
e. informatie over de reglementaire pensioenleeftijd
f. informatie over garanties
g. informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht
h. voor zover van toepaasing, informatie over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf
l. voor zover van toepassing, informatie over de ingehouden kosten

Art 41 Verstrekken informatie aan gewezen partner bij scheiding (vanaf 0.01.2008, geldend vanaf 01.01.2016)

Art 41.1 De pensioenuitvoerder verstrekt degene die gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen:
a. een opgave van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen
b. informatie over toeslagverlening
c. informatie die voor de gewezen partner van specifiek belang is
d. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134

Art 41.2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Toelichting: In de Memorie van Toelichting wordt vermeld dat indien geen aanspraak ontstaat omdat op risicobasis gefinancierd is, daarover wel informatie verstrekt wordt.

Art 42 Verstrekken informatie aan gewezen partner periodiek (vanaf 01.01.2008, geldend vanaf 01.01.2017)

Art 42.1 De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen partner met aanspraak op bijzonder partnerpensioen ten mnste één keer in de 5 jaar:
a. een opgave van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen; en
b. informatie over toeslagverlening
c. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134

Art 42.2 De pensioenuitvoerder informeert de gewezen partner binnen 3 maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over de wijziging.

Art 42.3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 43 Verstrekken informatie voorafgaand aan of bij de pensioeningang (vanaf 01.01.2008, geldend vanaf 01.01.2016)
a. een opgave van zijn pensioenrecht
b. een ogave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet
c. informatie over toeslagverlening
d. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134
e. informatie die voor degene die pensioengerechtigde wordt specifiek in het kader van de pensioeningang van belang is

Artikel 44 Verstrekken informatie aan pensioengerechtigden jaarlijks (vanaf 01.01.2008,gewijzgd 01.01.2017 en geldend vanaf 13.01.2019)
De pensioenuitvoerder verstrekt de pensioengerechtigde jaarlijks:
a. een opgave van zijn pensioenrecht
b. een ogave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet
c. informatie over toeslagverlening
d. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134
e. informatie over garanties
f. informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt

Artikel 44a Verstrekken informatie over variabele uitkering (vanaf 01.09.2016. geldend 11.04.2018)

Artikel 44a.1. De pensioenuitvoerder die bereid is op te treden als ontvangende pensioenuitvoerder informeert degene die het uit een kapitaalovereenkomst of premieovereenkomst voortvloeiende kapitaal op de pensioendatum wenst aan te wenden voor een variabele uitkering over de voor hem relevante gevolgen en risico's bij een variabele uitkering waaronder een opgave van de hoogte van de variabele uitkeringen en een opgave van de hoogte van de vastgestelde uitkeringen indien het kapitaal daarvoor zou worden aangewend. Deze opgaven worden, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven op basis van een pessimistich scenario, een verwacht scenario en een optimistich scenario. De pensioenuitvoerder die een spreidingsperiode van langer dan vijf jaar aanbiedt, informeert de deelnemer expliciet over de voor hem relevante gevolgend en risico's daarvan.

Artikel 45 Verstrekken informatie aan deelnemers inzake vrijwilige pennsioenregeling (vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.07.2016, geldend vanaf 13.01.2019)

Artikel 45a Informatie over uitvoeringskosten (vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.07.2015, geldend vanaf 01.11.2015)

Art 46 Informatie op verzoek (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2008, 01.11.2015, 01.07.2016 en geldend 13.01.2019)

Artikel 46.1 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner of de pensioengerechtigde op verzoek:
a. informatie over de gehanteerde aannamen bij de weergave van ouderdomspenisoen op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimisctisch scenario
b. de voor hem relevante informatie over beleggingen en
c. informatie over andere bij algemene maatregel van bestuur te bepalen onderwerpen

Art 46.2 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is, waaronder een indicatie van het mogelijk te bereiken kapitaal op de pensioendatum bij premieovereenkomsten waarbij de premie wordt belegd en een indicatie van de hoogte van de in te kopen periodieke uitkeringen bij aanwending van het mogelijk te bereiken kapitaal bij kapitaalovereenkomsten en premieovereenkomsten.

Artikel 46.3 De indicaties, bedoeld in het tweede lid, worden, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven op basis van een pessimistich scenario, een verwacht scenario en een optimistich scenario.

Art 46.4 De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen partner op verzoek de informatie in artikel 42, eerste lid

Art 46.5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in dit artikel bedoelde informatie en de wijze waarop deze wordt verstrekt.

Artikel 46a Beschikbare informatie (vanaf 01.07.2016, gewijzigd 11.04.2018, 10.01.2019 en geldend 13.01.2019)

Artikel 46a.1. De pensioenuitvoerder stelt op zijn website voor in ieder geval de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde beschikbaar:
a. informatie over de pensioenregeling als bedoel in artikel 21
b. verdere informatie over de pensioenregeling
c. informatie over uitvoeringskosten en
d. het bestuursverslag en de jaarrekening

Artikel 47 Verstrekken informatie bij verstrek naar een andere lidstaat (geldend 01.01.2007)

Artikel 47a Zorgplicht voorafgaand aan waardeoverdracht pensioendatum

Artikel 47b Informatieverstrekking voorafgaand aan waardeoverdracht pensioendatum

Artikel 47c. Advies voorafgaand aan waardeoverdracht pensioendatum

Artikel 48 Eisen aan informatieverstrekking ( vanaf 01.08.2008, gewijzigd 01.01.2009, 01.07.2015, 01.01.2016 en geldend 13.01.2019)

Artikel 48.1 De informatie die de pensioenuitvoerder verstrekt of beschikbaar stelt is correct, duidlijk en evenwichtig. De informatie wordt tijdig verstrekt en is evenwichtig.

Artikel 48.2 De pensioenuitvoerder bevordert dat de persoonlijke informatie aansluit bij de informatiebehoefte en kenmerken van de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde

Artikel 48.3 De pensioenuitvoerder bevordert dat de informatie de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde inzicht geeft in de keuzemogelijkheden die er zijn in de pensioenregeling en de gevolgen van belangrijke gebeurtenissen voor het pensioen

Artikel 48.4 De informatie bedoeld in de artikelen 38, eerste lid, 40, eerste lid, 42, eerste lid en 44, eerste lid, wordt verstrekt dorr middel van een uniform pensioenoverzicht. In het uniform pensioenoverzicht wordt een verwijzing opgenomen naar de website van de pensioenuitvoerder, de website waarop het pensioenregister te raadplegen is en wordt gewezen op de mogelijkheden die artikel 46 biedt.

Artikel 49 Informatie elektronisch of schriftelijk (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.07.2015, 11.04.2018, geldend 13.01.2019)

Artikel 50 Verstrekken informatie door pensioenuitvoerder ( vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.08.2008, geldend 06.01.2016)

Artikel 50.1. De pensioenuitvoerder kan zich voor het schriftelijk verstrekken van de informatie, bedoeld in de artikelen 38 tot en met 44, houden aan het laatst hem bekende adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner.

Artikel 50.2. Indien dit adres onjuist blijkt te zijn, raadpleegt de pensioenuitvoerder de basisregistratie personen over het adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner.

Artikel 50.3. Indien de pensioenuitvoerder kosten maakt in verband met werkzaamheden die voortvloeien uit het feit dat de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner verzuimd heeft de pensioenuitvoerder omtrent een wijziging van adres te informeren, kan de pensioenuitvoerder deze kosten bij deze in rekeniing brengen, maar kunnen deze kosten niet direct in mindering gebracht worden op de uitkering.

Artikel 50.4 Indien het bij de pensioenuitvoerder bekende adres voor de elektronische verstrekking van informatie onjuist blijkt, verstrekt de pensioenuitvoerder de informatie schriftelijk.

Art 51 Pensioenregister (vanaf 11.02.2011, gewijzigd 01.07.2015, 01.09.2016, 28.07.2018, geldend 01.01.2019)

Artikel 51.1 Er is een pensioenregister, ingericht en in stand gehouden door de pensioenuitvoerders, dat tot doel heeft op duidelijke en begrijpelijke wijze de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde in de gelegenheid te stellen gegevens over zijn pensioenaanspraken en pensioenrechten te raadplegen, waarbij deze gegevens, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario. Het pensioenregister heeft verder tot doel inzicht te geveb in de hoogte van het te bereiken pensioen, de keuze ten aanzien van het pensioen, waaronder de mogelijkheid tot omzetting in een variabele uitkering, en de gevolgend van deze keuzes en van belangrijke gebeurtenissen op het pensioennvan de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde. Onder pensioenaanspraken en pensioenrechten in de zin van dit artikel worden tevens verstaan aanspraken op ouderdomspensioen en recht op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet.

Artikel 51.2. Het pensioenregister heeft mede tot doel op verzoek de pensioenuitvoerder te informeren wij welke andere pensioenuitvoerder een gewezen deelnemer pensioenaanspraken opbouwt ten behoeve van de toepassing van artikel 70a.

Artikel 51.3. De pensioenuitvoerder verstrekt op verzoek van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde tijdig zijn gegevens met betrekking tot pensnioenaanspraken en pensioenrechten door middel van het pensioenregister.

Artikel 52 Zorgplicht pensioenuitvoerder bij premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid (vanaf 01.01.2008, geldend 01.09.2016)

Artikel 52.1. Bij de uitvoering van de premieovereenkomst met beleggingsvrijheid in de opbouwfase is de pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor de beleggingen en gandelt daarbij overeenkomstig artikel 135

Artikel 52.2. De pensioenuitvoerder biedt de deelnemer en de gewezen deelnemer de mogelijkheid de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over te nemen.

Artikel 52.3. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer de verantwoordelijkheid voor de beleggingen heeft overgenomen .......

Artikel 52.4. De pensioenuitvoerder onderzoekt tenminste één keer per jaar of de beleggingen van de deelnemer of gewezen deelnemer zich binnen de op basis van het derde lid gestelde grenzen bevinden en informeert de deelnemer en de gewezen deelnemer hierover.

Artikel 52.6. Ten behoeve van het advies, bedoeld in het derde lid, wint de pensioenuitvoerder informatie in oner de financiële positie, kennis, vervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de deelnemer .........

Artikel 52a Zorgplicht bij premieovereenkomsten zonder beleggingsvrijheid en variabele uitkeringen ( vanaf 01.09.2016)

Artikel 52a.3. Indien de pensioenuitvoerder bij uitvoering van een variabele uitkering verschillende beleggingsprofielen hanteert, wordt voor de pensioengerechtigde een beleggingsprofiel toegepast dat passens is gezien zijn risicoprofiel. De pensioenuitvoerder informeert de pensioengerechtigde over het vasgestelde risicoprofiel en het beleggingsprofiel.

Artikel 52a.4. De pensioenuitvoerder toetst periodiek het risicoprofiel van de pensioengerechtigde. Indien een wijziging in het risicoprofiel daartoe aanleding geeft past de pensioenuitvoerder een ander, passend beleggingsprofiel toe en informeert de pensioengerechtigde hierover.

Artikel 52a.5. Ten behoeve van het risicoprofiel, bedoeld in het derde en vierde lid, wint de pensioenuitvoerder informatie in oner de financiële positie, kennis, vervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de pensioengerechtigde, voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor het beleggingsprofiel.

Artikel 53 Verstrekken uitkeringen (in andere lidstaten) (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 54 Uitvoeren vrijwillige voortzetting (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2011, geldend 01.04.2016)

Hoofstuk 4.2 Behoud aanspraak (geldend vanaf 01.01.2007)

Art 55 Behoud aanspraak op pensioen bij beëindiging deelneming (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2008, 01.08.2008, 01.08.2009, 01.09.2016, geldend 01.01.2019)

Artikel 55.1. Bij beëindiging van de deelneming behoudt de gewezen deelnemer de tot dat moment opgebouwde aanspraken indien er sprake is van een uitkeringsovereenkomst of een kapitaalovereenkomst. Deze pensioenaanspraak dient volledig gefinancierd te zijn op het moment van beëindiging. In geval van premievrijmaking op grond van artikel 29, vierde lid wordt daarmee bij de vaststelling van de opgebouwde aanspraken rekening gehouden.

Artikel 55.2. Bij een premieovereenkomst wordt bij beëindiging van de deelneming de vaststelling van de pensioenaanspraken als volgt uirgevoerd: het op dat moment ontstande kapitaal voortvloeiend uit de tot beëindiging beschikbaar gestelde premies wordt:
a. belegd tot de pensioendatum
b. aangewend voor de aankoop van een verzekerd kapitaal dat beschikbaar komt op de pensioendatum, of
c. aangewend voor een verzekerde vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum, al dan niet in combinatie met een aanspraak op nabestaandenpensioen.

Artikel 55.3. Indien de opzet van de premieovereenkomst zodanig is dat d ebschikbaar gesteld epremie direct, en niet pas bij e beëindiging van de deelneming, wordt aangewend voor een uitkering of kapitaal, dan geldt het eerste lid.

Artikel 55.5. Indien de pensioenovereenkomst voorziet in een partnerpensioen op risicobasis behoudt de deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van zijn partner. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis ziu zijn overeengekomen, waarbij rekening wordt gehouden met het partnerpensioen verkregen op grond van artikel 61. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op werkloosheidsuitkering van zijn woonland.

Artikel 56 Behoud aanspraak op partnerpensioen bij verlof (vanaf 01.01.2008)

Artikel 57 Behoud aanspraak in geval van scheiding (vanaf 01.01.2007, gwijzigd 01.08.2008, geldend 01.01.2015)

Art 57.1 Indien de partnerrelatie van een deelnemer eindigt door scheiding verkrijgt de gewezen partner van de deelnemer een zodanige aanspraak op partnerpensioen als de deelnemer ten behoeve van die gewezen partner zou hebben behouden indien op het tijdstip van scheiding zijn deelneming zou zijn beeindigd.

Art 57.2 Indien de partnerrelatie van een gewezen deelnemer eindigt door scheiding en de gewezen deelnemer ten behoeve van die partner een aanspraak op partnerpensioen heeft behouden bij beeindiging van de deelneming gaat de aanspraak over op de gewezen partner van de gewezen deelnemer.

Art 57.3 Indien de partnerrelatie van een gepensioneerde eindigt door scheiding en de gepensioneerde ten behoeve van die partner een aanspraak op partnerpensioen heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen, gaat de aanspraak over op de gewezen partner van de gepensioneerde.

Art 57.4 Het eerste, tweede en derde lid vindt geen toepassing indien de partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is slechts geldig slechts geldig indien de pensioenuitvoerder zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken danwel het niveau van de uitkering aan te passen.

Art 57.5 Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits:
a. de pensioenuitvoerder bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.

Art 57.6 Indien na toepassing van het eerste of tweede lid de gewezen partner overlijdt voordat de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt, maakt de aanspraak op het partnerpensioen vanaf het moment van overlijden van de gewezen partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de deelnemer of gewezen deelnemer, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor zover dit in de betrokken pensioenregeling is bepaald. (met ingang van 01.01.2015)

Artikel 58 Gelijke behandeling bij toeslagen (vanaf 01.08.2008, geldend 11.04.2018)

Art 58.1 Indien een ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, wordt het ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die wel gewezen deelnemer is geweest in dezelfde mate verhoogd indien zij indezelfde pensioenregeling hebben deelgenomen.

Art 58.2 Indien een recht op partnerpensioen van de partner van een overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, worden de partnerpensioenrechten:
a. ten behoeve van de partners van overleden gepensioneerdeb die gewezen deelnemer zijn geweest;
b. ten behoeve van de partners van overleden gewezen deelnemers; en
c. ten behoeve van de partners van overleden deelnemers; en
d. van de gewezen partners met een bijzonder partnerpensioen;
in dezelfde mate verhoogd, mits deze rechten voortvoeien uit een pensioenovereenkomst die gebaseerd is op dezelfde pensioenregeling als die van de overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest

Art 58.3 Indien een ouderdomspensioenrecht wordt verhoogd door middel van een toeslag, wordt de aanspraak op ouderdomspensioen van een gewezen deelnemer die indezelfde pensioenregeling heeft deelgenomen in dezelfde mate verhoogd.

Art 58.4 Indien een aanspraak op partnerpensioen van een gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag , worden de partnerpensioenaanspraken:
a. ten behoeve van de partner van een gepensioneerde die wel gewezen deelnemer is geweest;
b. ten behoeve van de partner van een gewezen deelnemer; en
c. van de gewezen partner van de gewezen deelnemer met een bijzonder partnerpensioen;
in dezelfde mate verhoogd, mits deze aanspraken voortvoeien uit een pensioenovereenkomst die gebaseerd is op dezelfde pensioenregeling als die van de gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest

Art 58.5 Bij de verlening van toeslagen op partnerpensioen wordt geen onderscheid gemaakt tussen partners.

Art 59. Geen verjaring ten gunste van de pensioenuitvoerder (vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 4.3 Beschikken over pensioen (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2011, 01.01.2013, 01.01.2015, 01.09.2016, 01.01.2019, geldend 13.01.2019

Artikel 60 Keuzerecht hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen (vanaf 01.01.2007, geldend 01.08.2008)

Art 60.1. Indien een pensioenregeling op basis van een pensioenovereenkomst voorziet in de opbouw van een ouderdomspensioen en een partnerpensioen, biedt de pensioenregeling aan de deelnemer of gewezen deelnemer met betrekking tot de periode van opbouw vanaf 1 januari 2002, ongeacht zijn burgerlijke staat, het recht in elk geval met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan, inplaats van partnerpensioen te kiezen voor één van de volgende wijzigingen van het ouderdomspensioen:
a. een hoger ouderdomspensioen
b. een eerder ingaand ouderdomspensioen; of
c. een hoger en een eerder ingaand ouderdomspensioen

Art 60.2 Het eerste lid is niet van toepassing op de aanspraak op bijzonder partnerpensioen van de gewezen partner

Artikel 60.3. Indien er in de pensioenovereenkomst geen recht op de keuzemogelijkheid als bedoeld in het eerste lid is opgenomen heeft de deelnemer of gewezen deelnemer het recht om te kiezen voor één van deze mogelijkheden.

Artikel 60.4. De pensioenuitvoerder waarborgt dat bij gebruikmaking van het keuzerecht geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet.

Artikel 60.5. De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet sat voldaan wordt aan het vereiste van een collectieve actuariële gelijkwaardigheid het geen inhoudt .........

Art 60.7 Het vierde en vijfde lid zijn:
a. met betrekking tot uitkeringsovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2002 zijn opgebouwd
b. met betrekking tot premieovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn opgebouwd

Art 60.9 In afwijking van het zevende lid kunnen het vierde en vijfde lid van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2002 respectievelijk 1 januari 2005 indien dit is overeengekomen in de pensioenovereenkomst.

Art 61 Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen (vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.01.2009, geldend vanaf 01.01.2012)

Artikel 61.1. Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een ouderdomspensioen, heeft de deelnemer of gewezen deelnemer het recht, in plaats van ouderdomspensioen of een deel van het ouderdomspensioen te kiezen voor partnerpensioen in elk geval:
a. bij beeindiging van het deelneming; en
b. met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan;
waarbij de hoogte van het partnerpensioen maximaal 70% bedraagt van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert.

Artikel 61.2. Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een ouderdomspensioen, biedt de pensioenuitvoerder de deelenemer bij beëindiging van de deelneming en in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen standaard de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aan.

Art 61.6 De in het eerste lid omschreven mogelijkheid heeft geen betrekking op het deel van een ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding.

Art 61.7 Indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het tweede lid in het laatste jaar voor de ingang van het ouderdomspensioen is aangeboden, gaat de pensioenuitvoerder over tot het uitruilen van het ouderdomspensioen in partnerpensioen indien:
a. de pensioenovereenkomst niet voorziet in een aanspraak op partnerpensioen vanaf de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat; en
b. de deelnemer of gewezen deelnemer gehuwd is of een geregisteerde partnerrelatie heeft.

Artikel 61.8. In dxe pensioenregeling wordt bepaald wat de verhouding is tussen ouderdomspenisoen en partnerpensioen na uitruil als bedoeld in het zevende lid.

Artikel 61.9. Indien de uitruil, bedoeld in het zevende lid, ertoe zou leiden dat het ouderdomspenisoen op jaarbsis lager wordt dan het op grond van artikel 66 bepaalde bedrag wordt de in het achtste lid bedoelde verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen zodanig aangepast dat het ouderdomspensioen op jaarbasis meer bedraagt dan het op grond van artikel 66 betaalde bedrag.

Artikel 61.10. Indien de pensioenovereenkomst voorziet in een partnerpensioen op risicobasis kan in de pensioenregeling worden bepaald dat het zevende lid, aanhef en onderdeel b, van overeenkomstige toepassing is bij beëindiging van de deelneming. Het achtste en negende lid is van toepassing.

Artikel 62 Keuzemogelijkheden andere vormen van uitruil (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.08.2008, geldend 01.09.2016)

Artikel 62.1. Indien de pensioenovereenkomst de deelnemer of gewezen deelnemer de mogelijkheid biedt:
a. In plaats van een bepaald soort pensioen geheel of gedeeltelijk te kiezen voor een ander soort pensioen, dan het pensioen, bedoeld in de artikelen 60 en 61
b. de ingangsdatumvan het ouderdomspensioen te vervroegen of uit te stellen
c. de hoogte van het ouderdomspensioen te laten variëren als bedoeld in artikel 63; of
d. tot een keuze anders dan bedoeld in de voorgaande onderdelen;
waarborgt de pensioenuitvoerder ............

Artikel 62.2. Bij gebruikmaking van een in het eerste lid bedoelde keuzemogelijkheid is de toestemming vereist van de partner die begunstigde is voor partnerpensioen indien de hoogte daarvan door gebruikmaking van de keuzemogelijkheid wordt verlaagd.

Artikel 63 Variatie hoogte pensioenuitkering (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2013, 19.06.201501.07.2016, 01.09.2016, 11.04.2018, 01.01.2019, geldend 01.01.2020)

Art. 63.1. De hoogte van een pensioen lam na ingang variëren mits:
a. de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogtste uitkering; en
b. de nate van variatie uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen wordt vastgesteld

Artikel 63a Variabele uitkering (vanaf 01.09.2016, geldend 11.04.2018)

Artikel 63b Keuzerecht variabele of vaste uitkering (vanaf 01.09.2016)

Artikel 63c Uitvoering variabele uitkering (vanaf 01.09.2016)

Artikel 64 Verbod van vervreemding en mogelijkheid van volmacht (vanaf 01.01.2007, geldend 01.08.2008)

Artikel 65 Afkoop (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2011, 20.12.2014, 01.01.2015

Art 66 Afkoop klein ouderdomspensioen (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2008, 01.08.2008, 01.09.2008, 01.01.2009,01.01.2010, 01.01.2011, 01.01.2012, 01.01.2013,01.01.2014 enz tot en met geldend 01.01.2023)

Art. 66.1. De pensioenuitvoerder hefet het recht om bij ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en andere aanspraken ten behoeven van de gepensioeneerde of zijn nabestaanden af te kopen, indien:
a. de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan € 594,89 per jaar; en
b. de gepensioneerde geen bezwaar maakt tegen de afkoop indien de deelneming is geëindigd voor 01.01.2007 of de gepensioeneerde instemt met de afkoop indien de deelneming is geëindigd vanaf 01.01.2007.
Art. 66.2. De pensioenuitvoerder heeft het recht om pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen, indien: ...........

Art 67 Afkoop klein partnerpensioen of wezenpensioen bij ingang (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.08.2008, 01.01.2010, geldend 01.01.2023)

Art 68 Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2019, geldend 01.01.2023)

Art 68.1 De pensioenuitvoerder heeft jegens de gewezen partner het recht om een aanspraak op bijzonder partnerpensioen af te kopen indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van art 66 bepaalde bedrag, tenzij dit recht op afkoop in de pensioen-en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten.
Art 68.2 De pensioenuitvoerder die gebruik maakt van het in het eerste lid bedoelde recht informeert de gewezen partner hierover binnen 6 maanden na de melding van de scheiding en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de gewezen partner.
Art 68.3 De pensioenuitvoerder kan na de in het tweede lid bedoelde termijn afkopen indien:
a. de gewezen partner daarmee instemt; en
b. indien de hoogte van het partnerpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag

Artikel 69 Afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen (vanaf 01.01.2007, gewijzgigd 01.08.2008, 01.01.2015,01.01.2017, geldend 01.01.2023

Artikel 70 Begrip en reikwijdte waardeoverdracht (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01/.2011, 01.03.2017, 01.01.2019, 13.01.2019)

Artikel 70a Recht op waardeovewrdracht klein pensioen (vanaf 01.01.2019, geldend 01.01.2023)

Artikel 71 Plicht tot waardeoverdracht op verzoek gewezen deelnemer bij wisseling van werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling (vanaf 01.01.2007, gwijzigd 01.08.2008, 01.01.2013, 01.01.2015, 30.05.2015, geldend 01.01.2019)

Artikel 71a Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met afkoop (vanaf 01.01.2011)

Artikel 72 Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met financiële positie pensioenuitvoerder of werkgever (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.08.2008, 01.08.2009, 01.01.2015, geldend 01.01.2019)

Artikel 72a Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met bijbetaling (vanaf 01.01.2013)

Artikel 73 uitzondering op plicht tot waardeoverdracht in verband met datum (vanaf 01.01.2007)

Artikel 74 Herleving van de plicht tot waardeoverdracht bij wisseling van werkgever of toetreding tot een beropespensioenregeling (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 20.12.2016, geldend 01.01.2015)

Artikel 75 Bevoegdheid tot waardeoverdracht op verzoek gewezen deelnemer ....(vanaf 01.01.2007, gewijzigd ...., geldend 30.05.2015)

Artikel 76 Plicht tot waardeoverdracht op verzoek deelnemer ....... (vanaf 01.01.2007, geldend 01.08.2008)

Artikel 77 Herleving van de plicht ...... (vanaf 01.01.2007)

Artikel 78 Bevoegdheid tot waardeoverdracht .... (vanaf 01.01.2007, geldend 01.08.2008)

Artikel 78a Bevoegdheid waardeoverdracht op verzoek van gewezen deelnemer .... (vanaf 01.01.2015)

Artikel 79 Plicht tot waardeaanwending bij keuzerecht of keuzemogelijkheid ( vanaf 01.01.2007. gewijzigd 01.08.2008, geldend 01.09.2016)

Artikel 80 Waardeoverdracht door pensioenfondsen bij bereikeb penisoendatum .... (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ..., geldend 01.09.2016)

Artikel 81 Verplichting tot waardeoverdracht voor verzekeraars bij pensioendatum (vanaf 01.01.2008, gewijzgd ..., geldend 28.07.2009)

Artikel 81a Verplichting tot waardeoverdracht voor premiepennsioeninstellingen ... (vanaf 01.01.2011, geldend 01.09.2016)

Artikel 81b Bevoegdheid tot waardeoverdracht voor tussentijdse omzetting in pensioenuitkering (vanaf 01.01.2015, geldend 01.09.2016)

Artikel 82 Overdracht pensioenkapitaal op pensioendatum (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ... , geldend 28.07.2009)

Art 83 Bevoegdheid tot collectieve waardeoverdracht (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ...., geldend 01.03.2018)

Art 83.1 De pensioenuitvoerder is op verzoek van de werkgever of, bij bedrijfstakpensioenfondsen, de partijen die de pensioenregeling zijn overeengekomen bevoegd tot collectieve waardeoverdacht indien:
a. ....
b. ....
c. .....
d. .....

Art 83.2 Bij een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in het eerste lid wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de gewezen partners hebben geen bezwaren jegens de pensioenuitvoerder kenbaar gemaakt tegen de waardeoverdracht nadat zij over het voornemen schriftelijk zijn geinformeerd.

Toelichting: Gewezen partners hoeven alleen geinformeerd te worden als de aanspraken op bijzonder partnerpensioen ook worden overgedragen.

Artikel 84 Verplichting tot collectieve waardeoverdracht bij liquidatie van de pensioenuitvoerder

Artikel 85 Plicht tot waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat ..... (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ..., geldend 01.03.2018)

Artikel 86 Plicht tot ...... (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ....., geldend 01.01.2023)

Artikel 87 Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan en andere instelling (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ..., geldend 01.03.2018)

Artikel 88 Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan en andere pensioeninstelling uit een andere lidstaat (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ..., geldend 01.03.2018)

Artikel 89 Bevoegdheid ...... (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ..., geldend 01.03.2018)

Artikel 90 Collectieve waardeoverdracht ........ (vanaf 01.01.2007)

Artikel 90a Collectieve waardeoverdracht ........ (vanaf 13.01.2019)

Artikel 91 Verplichting tot medewerking aan inbreng van waarde (vanaf 01.01.2007, geldend 01.08.2008)

Artikel 92 Bevoegdheid tot medewerking aan inbreng van waarde (vanaf 01.01.2007, geldend 01.08.2008)

Artikel 92a Medewerling aan collectieve waardeoverdracht ...... (vanaf 13.01.2019)

Hoofstuk 4.4 Rechten van de pensioenuitvoerder in het kader van de uitvoering (vanaf 01.01.2007)

Artikel 93 Informatie uit de gemeentelijke basisadminstratie persoonsgegevens (vanaf 01.01.2007)

Inlichtingen uit de basisregistratie personen en inlichtingen en uittrekseld uit de registers van de birgerlijke stand, die de pensioenuitvoerder nodig heeft het oog op de uitvoering van zijn taak, zijn vrij van leges (vanaf 01.01.2007, geldend 06.01.2016)

Artikel 94 Burgerservicenummer (vanaf 01.01.2007, gewijzgd ...., geldend 06.01.2016)

Hoofdstuk 4.5 Overige bepalingen ( vanaf 01.01.2007, geldend 01.01.2011)

Artikel 95 Voorwaardelijke toeslagverlening ( vanaf 01.01.2007, gewijzigd ....., geldend 11.04.2018)

Art 95.1 Bij voorwaardelijke toeslagverlening door een verzekeraar dient er een consistent geheel te zijn tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen.

art. 95.2. Bij regeling van Onze Minister wordt invulling gegeven aan de consistentie bedoeld in het eerste lid.

art 95.3. Een toeslag is alleen voorwaardelijk indien in de pensioenovereenkomst, de uitvoeringsovereenkomst, het pensioenreglement, de opgaven op grond van artikel 21, 38 tot en met 46a alsmede in de overige, persoonlijke, informatieverstrekking over toeslagverlening door de pensioenuitvoerder een voorwaardelijkheidsverklaring is opgenomen.

Artikel 96 Informatie in bestuursverslag over dwangsommen en bestuurlijke boeten (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ..., geldend 01.11.2015)

Artikel 97 Deelneming tijdens detachering (vanaf 01.01.2007)

Artikel 98 Overlijden ten gevolge van een uitgesloten oorzaak (vanaf 01.01.2007)

Artikel 98a Uitvoering buitenlandse pensioenregeleing (vanaf 01.01.2011)

Hoofdstuk 5 Algemene bepalingen met betrekking tot pensioenfondsen (vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 5.1 Pensioenfondsen algemeen (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ...., geldend 01.01.2016)

Artikel 99 tot en met 114

Hoofdstuk 5.2 Verantwoordingsorgaan en belanghebbendenorgaan (vanaf 01.01.2007, geldend 01.07.2014)

Artikel 115 tot en met artikel 115h

Hoofdstuk 5.3 Taakafbakening (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ...., geldend 13.01.2019)

Artikel 116 Verbod van nevenactiviteiten (vanaf 01.01.2007)

Artikel 117 Uitvoering vrijwillige pensioenregeling (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2015, geldend 01.01.2016)

Artikel 117a Uitvoering nettopensioen door pensioenfonds (vanaf 01.01.2015)

Artikel 118 Eisen uitkeringsovereenkomsten (vanaf 01.01.2007)

Art. 118.1 Een basispensioenregeling in de vorm van een uitkeringsovereenkomst welke vorm wordt uitgevoerd door een pensioenfonds voldoet aan de volgende voorwaarden:
a.
b.

Artikel 119 Eisen kapitaalovereenkomsten (vanaf 01.01.2007)

Artikel 120 Eisen premieovereenkomsten ( vanaf 01.01.2007)

Artikel 121 Vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds (vanaf 01.01.2007)

Artikel 121a Uitbreiding werkingssfeer verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds ( vanaf 01.01.2016)

Artikel 122 tot en met 125

Hoofdstuk 6 Financieel toetsingskader inzake pensioenfondsen (vanaf 01.01.2007, gewijzigd .... , geldend 13.01.2019)

Artikel 126 t/m 133

Art 134 Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten door pensioenfonds (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ..., geldend 13.01.2019)

Art 134.1 Een pensioenfonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 gestelde eisen ten aanzien van he vereist eigen vermogen;
b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of 132 zonder dat de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139.

Art 134.2 Een pensioenfonds informeert de deelnemers , gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever onverwijld schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.

Art 134.3 De vermindering , bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst drie maanden nadat de pensnioengerechtigden hierover geïnformeerd zijn en een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, werkgever en toezichthouder hieorver zijn geïnformeerd, worden gerealiseerd.

Art 135.4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 135 Eisen ten aanzien van beleggingen ( vanaf 01.11.2015)

Art.135.1. Een pensioenfonds voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudent-person-regel en met naem gebaseerd is op de volgende uitgenagspunten:
a.
b.
c.

Art 135.4. Een pensioenfonds vermeld in zijn bestuurdverslag op welke wijze in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen.

Artikel 136 Leningen (vanaf 01.01.2007)

Artikel 137 Voorwaardelijke toeslagverlening (vanaf 01.01.2007, geldend 01.01.2015)

Artikel 138 Herstelplan (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2015, geldend 11.04.2018)

Artikel 139 Actualisatie herstelplan (vanaf 01.01.2007, geldend 01.01.2015)

Artikel 140 tot en met artikel 150

Hoofdstuk 7 Overdracht, verzekering of onderbrenging bij eindigen pensioenregeling (vanaf 01.01.2007)

Hoofstuk 7.1 De toezichthouder (vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 7.2 (vanaf 01.01.2007, vervallen 01.01.2013)

Artikel 154 tot en met artikel 162 vervallen.

Hoofdstuk 7.3 Bevoegdheden Onze Minister (vanaf 01.01.2007, gelden 01.01.2015)

Artikel 163 tot en met 166a

Hoofdstuk 7.4 Handhaving (vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 7.4.1 Algemeen - in Nederland zetel hebbende pensioenuitvoerders (vanaf 01.01.2007, geldend 13.01.2019)

Artikel 167 tot en met 176

Artikel 177 tot en met 183 vervallen

Artikel 184 Schorsende werking bij bestuurlijke boete (vanaf 01.01.2007, geldend 01.07.2009)

Artikel 185 Openbaarmaking bestuurlijke sancties (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.07.2009, geldend 13.01.2019)

Artikel 186 en 187 vervallen

Artikel 188 Mogelijkheid van openbaarmaking (vanaf 01.01.2007. gewijzigd 01.10.2018, geldend 13.01.2019)

Artikel 189 tot en met 191

Artikel 7.4.2. Vergunningverlening en toezicht grensoverschrijdende activiteiten van in Nederland zetel hebbende pensioenfondsen
(vanaf 01.01.2007)

Artikel 192 tot en met 198

Hoofdstuk 7.4.3 Toezicht grensoverschrijdende activiteiten van in Nederland zetel hebbende pensioenfondsen (vanaf 01.01.2007)

Artikel 199 tot en met 202

Hoofdstuk 7.5 Overige taken en bevoegdheden (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.07.2012, geldend 13.01.2019)

Artikel 203 tot en met 213

Hoofdstuk 7.6 Overige bepalingen (vanaf 01.01.2007)

Artikel 214 Informatievoorzienig Staten-Generaal

Artikel 215 Strafrechtelijke sanctionering

Artikel 215.1. Overtreding van de artikelen 23, 112, tweede en derd lid, 167, 169, 170, eerste tot en met vierde lid, en 172, vijfde lid, onderdeel a, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie. Overtreding van artikel 171, eerste lid, wordt gestraft met een geldboete van de vierde categorie.

Hoofdstuk 8 Gerechtelijke procedures (vanaf 01.01.2007)

Hoofstuk 8.1 Burgerrechtelijke geschillen (vanaf 01.01.2007)

Artikel 216 Burgerrechtelijke geschillen in het algemeen ( vanaf 01.01.2007)

Artikel 217, art 218 vervalllen, artikel 219

Hoofdstuk 8.2 en artikel 220 zijn vervallen

Hoofdstuk 9 Overige- en slotbepalingen ( vanaf 01.01.2007, gewijzigd ...., geldend 13.01.2019)

Artikel 220a tot en met 223

Terug naar: PensioenScheiden of Pensioenweetjes

Laatstelijk aangepast: 17 januari 2023