PensioenWet. Wet van 7 december 2006, versie 1 juli 2023 (of 1 januari 2024?)

Hoofdstuk 1 Definities en toepassingsgebied ( vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 1.1 Begripsbepalingen (vanaf 01.01.2007)

Artikel 1 Definities (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.08.2008, 11.06.2010, 01.01.2011, 01.10.2012, 01.01.2015, 01.01.2016, 01.09.2016, 01.03.2017, 01.01.2019, 13.01.2019, 01.01.2023, geldend vanaf 01.07.2023?)

Beëindiging van de deelneming: het beëindigen van de pensioenverwerving op basis van een pensioenovereenkomst anders dan door:
a. het overlijden van de deelnemer; of
b. het ingaan van het ouderdomspensioen

beschermingsrendement: de vermogensbijschrijving die ervoor zorgt dat de, uit het opgebouwde pensioenvermogen te financieren, toekomstige pensioenuitkeringen en lopende pensioenuitkeringen nominaal stabiel blijven, dat wordt gefinancierd vanuit het totaal behaalde rendement en looptijdafhankelijk wordt toebedeeld aan de vermogens op basis van marktwaardering, waarbij toedelingsregels worden gehanteerd;
(toegevoegd 01.07.2023)

Bijzonder partnerpensioen: de aanspraak op partnerpensioen die op grond van artikel 57, eerste, tweede of derde lid, verkregen wordt door de gewezen partner.

flexibele premieovereenkomst: premieovereenkomst waarbij de premie individueel wordt belegd en waarbij het kapitaal voortvloeiend uit de premie vanaf de pensioendatum wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering of voor de aankoop van een vastgestelde uitkering; (toegevoegd 01.07.2023)

Gedetacheerde werknemer:

Gepensioneerde: Pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;

Gewezen deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens een pensioenuitvoerder;

kapitaalovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgesteld kapitaal dat uiterlijk op de penisoendatum wordt omgezet in een vastgestelde of variabele pensioenuitkering (de definitie is vervallen met ingang van 01.07.2023)

nabestaandenpensioen: partnerpensioen of wezenpensioen

ondernemingspensioenfonds: een pensioenfonds verbonden aan een onderneming of groep

Onze Minister: Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensoenen (gewijzigd 01.07.2023)

overrendement: het saldo van het totaal behaalde rendement op de beleggingen, de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat en het toebedeelde beschermingsrendement op basis van de toedieningsregels; (toegevoegd 01.07.2023)

partner:
a. echtgenoot;
b. geregistreerd partner; of
c. partner in de zin van de pensioenovereenkomst zijnde de meerderjarige persoon die met de werknemer of de gewezen werknemer een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad, een bloedverwant in de tweede graad in de rechte lijn, een meerderjarig stiefkind of meerjarig voormalig pleegkind (gewijzigd 01.07.2023)

partnerpensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor de partner of gewezen partner wegens het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer (gewijzigd 01.07.2023);

partnerrelatie: huwelijk, geregistreerd partnerschap of partnerrelatie in de zin van de pensioenovereenkomst

pensioen: ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen of nabestaandenpenisoen, zoals tussen werkgever en werknemer overeengekomen

pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardeljke toeslagverlening

pensioenbewaarder: de pensioenbewaarder, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

pensioeneenheid: eenheid van deelname in een beleggingsportefeuille, waarbij de waarde fluctueert met de koersontwikkeling van deze portefeuille en eventueel met de ontwikkeling van de levensverwachting

pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan

pensioenovereenkomst: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen woorwaardelijke toeslagverlening

pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening

pensioenregeling

pensioenreglement: de door de pensioenuitvoerder opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen pensioenuitvoerder en deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde (gewijzigd 01.07.2023)

pensioenuitvoerder

premieovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde premie die uiterlijk op de pensioendatum wordt omgezet in een vastgestelde of variabele pensioenuitkering

premie-uitkeringsovereenkomst: premieovereenkomst uitgevoerd door een verzekeraar waarbij de premie individueel wordt belegd, waarbij de premie of het kapitaal voortvloeiend uit de premie in de laatste 15 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, kan worden aangewend voor aankoop van een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum en waarbij het resterend kapitaal vanaf de pensioendatum wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering of voor de aankoop van een vastgestelde uitkering; (toegevoegd 01.07.2023)

projectie-rendement: het ingerekende toekomstig rendement voor de vaststelling van variabele uitkeringen (toegevoegd 01.07.2023)

risicodelingsreserve: een collectieve vermogensreserve waarmee in een flexibele premieovereenkomst financiële mee- of tegenvallers met toekomstige opbouw worden gedeeld; (toegevoegd 01.07.2023)

risicohouding: de vastgestelde mate waarin een groep deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden bereid is beleggingsrisico's te lopen met oog op hun dolestellingen en de mate waarin deze groep beleggingsrisicoä kan dragen gegeven de kenmerken van deze groep; (toegevoegd 01.07.2023)

risicovrije rente: de door De Nederlandse Bank N.V. gepubliceerde actuele rentetermijnstructuur

scheiding: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap

solidaire premieovereenkomst: premieovereenkomst waarbij de premie collectief wordt belegd; de resultaen in ieder geval naar leeftijdscohorten worden toebedeeld en waarbij het voor pensnioenuitkering bestemd vermogen gedurende de uitkeringsfase wordt aangewend voor een variabele uitkering (toegevoegd 01.07.2023)

solidariteitsreserve: een collectieve vermogensreserve waarmee in een solidaire premieovereenkomst financiële mee- of tegenvallers met toekomstige opbouw kunnen worden gedeeld; (toegevoegd 01.07.2023)

toedieningsregels: de wijze waarop bij de solidaire premieovereenkomst financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het collectief gevoerde beleggingsbeleid, de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat via beschermingsrendementen en overrendementen in de voor de pensioenuitkiering bestemde vermogens of in de solariditeistreserve worden verwerkt;(toegevoegd 01.07.2023)

toeslag: een verhoging van:
a. een pensioenrecht in de vorm van een vastgestelde uitkering; of
b. een pensioenaanspraak in de vorm van een aanspraak op een vastgestelde uitkering, mits die verhoging geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van de pensioenovereenkomst; (gewijzigd 01.07.2023)

toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of de Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151

Artikel 2 Nadere bepalingen definities (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.08.2008, 28.07.2009, 11.06.2010, 01.01.2011, 01.01.2013, 01.01.2015, 01.01.2016, 01.09.2016, geldend vanaf 13.01.2019)

Artikel 2.1. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere worden gesteld over hetgeem onder de directeur-grootaandeelhouder wordt verstaan.

Artikel 2.2. Met een pensioenovereenkomst wordt gelijkgesteld:
a. de uit de dienstbetrekking voortvloeiende rechtsbetrekking tussen een werkgever en een werknemer met betrekking tot geval in een bedrijfstakpensioenfonds op basis van een verplichtstelling; en
b. de uit de dienstbetrekking voortvloeiende rechtsbetrekking tussen een overhseidwerkgever en een overheidswerknemer als bedoeld in de
Wet Privatisering ABP met betrekking tot pensioen op grond van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4 en 5 van die wet.

Artikel 2.3. Bij regeling van Onze Minister kan een categorie van personen, niet zijnde werknemers, die werkt in een arbeidsverhouding waarbij tegen beloning persooonlijke arbeid wordt verricht, worden aangewezen die voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met werknemers.

Artikel 2.4. Een geldelijke uitkering voor een gewezen werknemer die wordt gedaan bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom in verband met vervroegde uittreding is geen pensioen in de zin van deze wet, indien de uitkering:
a. uiterlijk eindigt op de datum waarop volgens de Algemene Ouderdomswet recht op Ouderdomspensioen ontstaat, bij het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen of bij eerder overlijden en die gebaseerd is op een overeenkomst die alleen aanspraak op een uitkering toekoent aan degene die tijdens de looptijd van de regeling, welke ten hoogste vijf jaar bedraagt, een bepaalde leeftijd hebben bereikt; of
b. gebaseerd is op de Wet kaderredeling VUT overheidspersoneel

Artikel 2.5. Een geldelijke uitkering voor een gewezen werknemer bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom is geen pensioen in de zin van deze wet wanneer deze uitkering is gebaseerd op een regeling:
a. die leidt tot uitkeringen vanaf een bepaalde leeftijd aan werknemers die werkzaamheden verrichten die door de werkgever als substantieel bezwarend zijn aangemerkt;
b. die leidt tot een uitkering die uiterlijk eindigt op de datum waarop volgens de Algemene Ouderdomspwet recht op ouderdomspensioen ontstaat, bij het bereiken van de pensioenleetijd voor het ouderdomspensioen of bij eerder overlijden; en
c. die bij regeling van Onze Minister is aangewezen

Artikel 2.6. Een uitkering voor een gemeodsbezwaarde als bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel a, van de Wet financiering sociale verzekeringen is geen pennsioen in de zin van deze wet.

Artikel 2.7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan aanvullingen op een loonaanvullingsuitkering of een vervolguitkering als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen die geen arbeidsongeschiktheidspensioen zijn als bedoeld in artikel 1 worden aangemerkt als arbeidongeschiktheidspensioen als bedoeld in dat artikel.

Artikel 2.8. De voordracht voor een krachtens het zevende lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 2.9. Waar in deze wet sprake is van de Nederlandse sociale en arbeidswetgeving betreft dit in ieder geval de artikelen 1,2,2a,4,7 tot en met 29.31, 35 tot en met 53, 55 tot en met 95, 97 en 98 van deze wet. (omgenummerd met ingang van 01.07.2023, was 2.11)

Artikel 2.10. Een nettolijfrente als bedoeld in artikel 5.16, tweede lid van de Wet inkomstenbelastin 2001 is geen pensioen in de zin van deze wet. (omgenummerd met ingang van 01.07.2023, was 2.12)

Artikel 2.11. Voor de toepassing van de artikelen 63c, 103, eerste en tweede lid, 137, derde lid, onderdeel a, 148a, 149 en 150, onderdeel b, wordt voor zover het gaat om verzekeren bij een verzekeraar, onder verzekeraar mede verstaan een herverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de op het financieel toezicht. (omgenummerd met ingang van 01.07.2023, was 2.13)

Artikel 2.12. Onder pensioenovereenkomst wordt mede verstaan hetgeen tussen een werkgever en een gewezen werknemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde is overeengekomen betreffende pensioen. (toegevoegd 01.07.2023)

Artikel 2a Nadere bepalingen gezamenlijke huishouding (toegevoegd 01.07.2023)

Artikel 2a.1. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien:
a. de betrokkenen een notarieel verleden samenlevingscontract hebben gekozen waarin zij zich wederzijds hebben verplicht bij te dragen in de kosten van levensonderhoud; of
b. er sprake is van een samenlevingsverklaring waarbij is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede of derde lid; of

Artikel 2a.2. Bij een bepaald partnerpensioen is sprake van een gezamenlijke huishouding indien en zolang er een door beide betrokkenen ondertekende samenlevensverklaring is, waarin zij verklaren woonachtig te zijn op hetzelfde adres en voor elkaar te zorgen.

Artikel 2a.3. Bij een onbepaald partnerpensioen is sprake van een gezamenlijke huishouding indien:
a. voor het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer er een door beide betrokkenen ondertekende samenlevingsverklaring is waarin zij verklaren woonachtig te zijn op hetzelfde adres en voor elkaar te zorgen; of
b. na het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer er een door een betrokkene ondertekende samenlevingsverklaring is waarin hij verklaart partner van de overledene te zijn geweest en hij aannemelijk maakt ten tijde van het overlijden of, indien relevant, op enig moment voor het overlijden een gezamenlijke huishouding met de overledene te hebben gevoerd.

Artikel 2a.4. De betrokkene, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, maakt in ieder geval aannemelijk met de overleden werknemer of gewezen werknemer een gezamelijke uishouding te hebben gevoerd indien sprake is geweest van inschrijving op hetzelfde adres gedurende zes maanden en een van de volgende omstandigheden:
a. uit hun relatie is een kind geboren of heeft erkenning plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
b. het gezamenlijk eigendom van een huis;
c. een huurcontract op beider naam; of
d. in de pensioenregeling van de betrokkene is de overleden werknemer of gewezen werknemer aangemerkt als partner van de betrokkene.

Artikel 2a.5. Indien van toepassing wordt de duur van de gezamenlijke huishouding bij een onbepaald partnerpensioen beoordeeld op grond van de omstandigheden, bedoeld in het derde en vierde lid.

Artikel 2a.6. Personen die partners waren omdat zij een gezamenlijke huishouding voeren blijven als partner aangemerkt wanneer zij niet langer hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning als gevolg van opname in een zorgstelling vanwege medische redenen of ouderdom van een van hen. zolang ten aanzien van geen van beiden een derde persoon als partner wordt aangemerkt en geen van beiden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de pensioenuitvoerder heeft laten weten dat zij nniet langer als partner willen wordne aangemerkt.

Artikel 2a.7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Hoofdstuk 1.2 Toepassingsgebied van de wet (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 3. Gedeeltelijke toepasselijkheid bij personen, niet zijnde werknemer of werkgever, die onder de werkingssfeer van een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds vallen

Art 4 Gedeeltelijke toepasselijkheid bij pensioenverevening (miv 01.03.2018)
Op een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verevening gerechtigde echtgenoot of geregistreerde partner op grond van artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding verwerft, zijn de artikelen 58 en 61 niet van overeenkomstige toepassing en zijn de artikelen 71 tot en met 74, 78 tot en met 80 en 85 tot en met 89 van overeenkomstige toepassing indien de pensioenregeling daarin voorziet.

Toelichting: In het geval van conversie krachtens art 5 van de Wet VPS verandert de bestemming van (een deel van ) het ouderdomspensioen. Op de pensioenaanspraak zijn in beginsel alle bepalingen van de Pensioenwet van toepassing. Het ouderdomspensioen of een deel daarvan mag niet omgezet worden door de vereveningsgerechtigde in partnerpensioen.
Het pensioen mag eveneens niet overgedragen worden naar een andere verzekeraar.

Art. 5 Relatie met verzekeringsovereenkomsten (geldend vanaf 01.01.2007)

Art. 6. Relatie met Wet op het financieel toezicht (geldend vanaf 01.01.2011)

Hoofdstuk 2 Pensioenovereenkomst (geldend vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 2.1 De totstandkoming van een pensioenovereenkomst

Artikel 7 informatie aan werknemer en aanbod pensioenovereenkomst (vanaf 01.01.2007, geldend 01.07.2015)

art 7.1 De werkgever informeert de werknemer binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden schriftelijk of elektronisch of hij de werknemer al dan niet een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst doet, en zo ja, binnen welke termijn het aanbod wordt gedaan en wie de pennsioenuitvoerder is

Artikel 8 Bescherming deeltijder en jonge werknemer (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2008, geldend 01.01.2013)

Bij de vaststelling van aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen worden aan werknemers die minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam zijn, pensioenaanspraken verleend naar evenredigheid van de pensioenaanspraken die ingeval van een volledige arbeidstijd zouden zijn verkregen.

Artikel 9 Pensioenovereenkomst bij overgang van onderneming (vanaf 01.01.2007)

Hoofstuk 2.2 Inhoud pensioenovereenkomst (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.08.2009, geldend 01.09.2016)

Artikel 10 Karakter pensioenovereenkomst (vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 10.1. De pensioenovereenkomst houdt een premievereenkomst in.

Artikel 10.2. Een premieovereenkomst voor pensioen op opbouwbasis houdt in:
a. een solidaire premieovereenkomst
b. een flexibele premieovereenkomst
c. een premie-uitkeringsovereenkomst

Artikel 10a: Solidaire premieovereenkomst (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 10a.1. Bij een solidaire premieovereenkomst berekent de pensioenuitvoerder de kans dat met de premie de beoogde pensioendoelstelling wordt behaald. Deze berekening wordt bij de opdrachtaanvaarding en periodiek, uiterlijk iedere vijf jaar, gedaan aan de hand van een uniforme scenario-analyse. De pensioenuitvoerder informeert de werkgever of de partijen die de pensioenregeling zijn overeengekomen hierover.

Artikel 10a. 2. Het voor de pensioenuitkering bestemd vermogen wordt gedurende de uitkeringsfase gebruikt voor financiering van een variabele uitkering.

Artikel. 10a.3. De solidariteitsreserve is onderdeel van de solidaire premieovereenkomst.

Artikel 10a.4. De financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het collectieve beleggingsbeleid worden in de voor pensioenuitkering bestemde vermogens en de solidariteitsreserve verwerkt door middel van vastgelegde toedelingsregels die in ieder geval aansluiten bij de risicohouding per leeftijdscohort, waarbij in de toedelingsregels bepaald kan worden dat het beschermingsrendement voor het renterisico wordt toebedeeld ofwel op basis van wijziging van de rentetermijnstructuur die de toezichthouder beschikbaar stelt ofwel rechtstreeks uit het rendement van de daarvoor bestemde beleggingen. De financiële mee- of tegenvallers als gevolg van de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat worden verwerkt door middel van aparte toedelingsregels of de solidariteitsreserve.

Artikel 10a.5. De toedelingsregels voor de beschermingsrendementen en overrendementen voor het beleggingsrisico zijn zodanig dat er op voorhand geen herverdelingseffecten tussen leeftijdsgroepen plaatsvinden.

Artikel 10a.6. Het voor de pensioenuitkering bestemd vermogen is niet negatief.

Artikel 10a.7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de scenario-analyse en de toedelingsregels.

Artikel 10b. Flexibele premieovereenkomst (toegevoegd 01.07.2023)

Artikel 10b.1. Bij een flexibele premieovereenkomst wordt de premie belegd tot de pensioendatum. Het kapitaal voortvloeiend uit de premies wordt vanaf de pensioendatum gebruikt voor financiering van een vastgestelde of variabele uitkering.

Artikel 10b.2. Een risicodelingsreserve kan onderdeel zijn van een flexibele premieovereenkomst.

Artikel 10b.3. Bij de variabele uitkering worden financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van het beleggingsrisico of van de ontwikkeling van de levensverwachting verwerkt door middel van 1 individuele toedeling of door middel van een collectief toedelingsmechanisme. De verwerking van financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van het sterfteresultaat gebeurt door middel van een collectief toedelingsmechanisme.

Artikel 10b.4. De vormgeving van het collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico is zodanig dat er op voorhand geen herverdelingseffecten tussen leeftijdsgroepen plaatsvinden.

Artikel 10b.5. Het voor pensioen bestemd vermogen is niet negatief.

Artikel 10b.6. De pensioenuitvoerder past een collectief toedelingsmechanisme toe op een toedelingskring die bestaat uit pensioengerechtigden.

Artikel 10b.7. In afwijking van het zesde lid kunnen:
a. deelnemers of gewezen deelnemers deel uitmaken van de toedelingskring in de laatste tien jaar voorafgaand aan de reglementaire pensioenleeftijd, waarbij de deelname van deelnemers of gewezen deelnemers aan de toedelingskring plaatsvindt door tijdsevenredige toetreding tot het collectief toedelingsmechanisme in deze periode; en
b. alle deelnemers, gewezen deelnemers of andere aanspraakgerechtigden deel uitmaken van de toedelingskring voor het collectief toedelingsmechanisme voor verwerking van het sterfteresultaat.

Artikel 10b.8. Bij uitvoering van een flexibele premieovereenkomst door een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds geldt, in afwijking van het tweede lid en het zevende lid, het volgende:
a. een risicodelingsreserve is onderdeel van de flexibele premieovereenkomst; en
b. de verwerking van het sterfteresultaat vindt plaats over alle deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.

Artikel 10b.9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de tarieven voor een vastgestelde uitkering.

Artikel 10c. Premie-uitkeringsovereenkomst (toegevoegd 01.07.2023)

Artikel 10c.1. Bij een premie-uitkeringsovereenkomst wordt de premie belegd tot de pensioendatum. Het kapitaal voortvloeiend uit de premies wordt vanaf de pensioendatum gebruikt voor financiering van een vastgestelde of variabele uitkering.

Artikel 10b.2. In afwijking van het eerste lid is de verzekeraar verplicht om op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer in de laatste 15 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, het tot op dat moment opgebouwde kapitaal of de vanaf dat moment beschikbaar gestelde premie geheel of gedeeltelijk aan te wenden voor een aanspraak op een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum.

Artikel 10b.3. De verzekeraar informeert degene die het kapitaal of de premie wenst aan te wenden als bedoeld in het tweede lid over de voor hem relevante gevolgen en risico’s hierbij, waaronder een opgave van de hoogte van de vastgestelde uitkeringen indien het kapitaal of de premie daarvoor zou worden aangewend en de hoogte van de variabele uitkeringen als wordt belegd tot de pensioendatum. Deze opgaven worden tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.

Artikel 10b.4. Bij de variabele uitkering worden financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van het beleggingsrisico of van de ontwikkeling van de levensverwachting verwerkt door middel van individuele toedeling.

Artikel 10b.5. Het voor pensioen bestemd vermogen is niet negatief.

Artikel 10b. 6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 10d. Solidariteitsreserve (toegevoegd 01.07.2023)

Artikel 10d.1. Een solidariteitsreserve heeft een maximale omvang van 15% van het geheel voor pensioen gereserveerde vermogen inclusief de solidariteitsreserve. De solidariteitsreserve is niet negatief.

Artikel 10d.2. Indien een solidariteitsreserve wordt gevuld uit premies of overrendement, bedraagt de inleg uit premie niet meer dan 10% van de premiesom per deelnemer per jaar en bedraagt de inleg uit overrendement niet meer dan 10% van het positieve collectieve overrendement per jaar.

Artikel 10d.3. Door middel van de solidariteitsreserve worden financiële mee- of tegenvallers collectief gedeeld op een wijze die op voorhand leidt tot gemiddeld stabielere of hogere toekomstige en al ingegane pensioenuitkeringen voor alle generaties, ten opzichte van de aanname dat de solidariteitsreserve geen onderdeel van de pensioenregeling zou zijn. De solidariteitsreserve wordt niet gebruikt voor deling van operationele kosten.

Artikel 10d.4. De pensioenuitvoerder stelt regels vast voor de doelstellingen van de solidariteitsreserve en het vullen en uitdelen uit de solidariteitsreserve. Deze regels zijn evenwichtig, transparant, onderling consistent en worden voor langere tijd vastgesteld.

Artikel 10d.5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 10e. Risicodelingsreserve (toegevoegd 01.07.2023)

Artikel 10e.1. Een risicodelingsreserve heeft een maximale omvang van 15% van het geheel voor pensioen gereserveerde vermogen inclusief de risicodelingsreserve. De risicodelingsreserve is niet negatief.

Artikel 10e.2. Indien een risicodelingsreserve wordt gevuld uit premies bedraagt de inleg uit premie niet meer dan 10% van de premiesom per deelnemer per jaar. Een risicodelingsreserve wordt niet gevuld uit rendement.

Artikel 10e.3. Door middel van de risicodelingsreserve worden financiële mee- of tegenvallers collectief gedeeld op een wijze die op voorhand leidt tot gemiddeld stabielere of hogere toekomstige en al ingegane pensioenuitkeringen voor alle generaties, ten opzichte van de situatie dat de risicodelingsreserve geen onderdeel van de pensioenregeling is. De risicodelingsreserve wordt niet gebruikt voor deling van operationele kosten.

Artikel 10e.4. Bij een flexibele premieovereenkomst met beleggingsvrijheid worden financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het beleggingsrisico niet gecompenseerd door de risicodelingsreserve.

Artikel 10e.5. De pensioenuitvoerder stelt regels vast voor de doelstellingen van de risicodelingsreserve en het vullen en uitdelen uit de risicodelingsreserve. Deze regels zijn evenwichtig, transparant, onderling consistent en worden voor langere tijd vastgesteld.

Artikel 10e.6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 11: Uitkering, kapitaal of premie ( vanaf 01.01.2008, geldend 01.09.2016)

Artikel 12 Betalingsvoorbehoud ( vanaf 01.01.2007)

Artikel 13 Verlenen van toeslagen (vanaf 01.01.2008, geldend 01.01.2009, vervallen 01.07.2023)

Artikel 14 Beperking onderscheid naar leeftijd bij verwerving en aanbod geldend vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.08.2008, 01.01.2013 en geldend 21.07.2018)

Art 14.1. Het verwerven van pensioenaanspraken op basis van een pensioenovereenkoimst begint uiterlijk op de 21-jarige leeftijd van de werknemer of op de latere datum van indiensttreding, tenzij het een ouderdomspensioen betreft dat uitsluitend voorziet in een uitkering tot het bereiken van de pensioengerechtsigde leeftijd, bedoel in artikel 7a, eerste lid van de Algemene Ouderdomspwet, of tot het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen

Art 14.2. Het in het eerste lid genoemde tijdstip waarop de verwerving begint kan, indien in de pensioenovereenkomst is voorzien in een wachttijd of drempelperiode, .....

Artikel 15 Nadere eisen ouderdomspensioen ( vanaf 01.01.2008, geldend 01.01.2013)

Art 16 Nadere eisen partnerpensioen (vanaf 1 januari 2008, gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 16.1. Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een nabestaandenpensioen wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. een nabestaandenpensioen bij overlijden voor pensioendatum betreft een nabestaandenpensioen op risicobasis en de hoogte is diensttijdonafhankelijk;
b. een nabestaandenpensioen bij overlijden op of na pensioendatum betreft een nabestaandenpensioen op opbouwbasis;
c. indien sprake is van een partnerpensioen, voorziet de pensioenovereenkomst voor alle partnerrelaties in partnerpensioen en wordt geen onderscheid gemaakt al naar gelang het type partnerrelatie; en
d. indien sprake is van een wezenpensioen wordt in de pensioenovereenkomst bepaald dat het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het kind 25 jaar wordt.

Artikel 16.2. Voor de toepassing van deze wet kan een werknemer of gewezen werknemer op enig moment slechts één partner hebben. Indien de werknemer of gewezen werknemer op dat moment meer dan één partner zou hebben, wordt alleen de partner uit de oudste relatie als partner in de zin van deze wet aangemerkt.

Artikel 16.3. Elk beding in strijd met dit artikel is nietig.

Artikel 17 Gelijke premie (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 17.1. De door of voor een deelnemer verschuldigde premie voor pensioen op opbouwbasis bedraagt voor alle deelnemers een gelijk percentage van het loon dat voor de pensioenberekening in aanmerking wordt genomen.

Artikel 17. 2. De door of voor een deelnemer verschuldigde premie voor pensioen op risicobasis bedraagt bij een pensioenregeling uitgevoerd door een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds een gelijk percentage van het loon dat voor de pensioenberekening in aanmerking wordt genomen.

Artikel 17.3. Voor verschillende vormen van pensioen en voor verschillende pensioenregelingen kunnen verschillende premies worden vastgesteld. Voor verschillende pensioenregelingen die worden uitgevoerd door hetzelfde verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds kunnen geen verschillende premies worden vastgesteld indien die pensioenregelingen dezelfde of nagenoeg dezelfde inhoud hebben.

Artikel 17.4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de premie voor vrijwillige pensioenregelingen.

Artikel 17a Evenredig doorberekenen van kosten (geldend vanaf 01.08.2009)

Artikel 18 Behoud aanspraken bij verlaging pensioengevend salaris (geldend vanaf 01.01.2007)

art 18.1 In geval van verlaging van de pensioengrondslag van een werknemer worden de op grond van de pensioenovereenkomst tot het tijdstip van verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd

art 18.2 In geval van verlaging van de pensioengrondslag blijven de opgebouwde aanspraken behouden en worden de pensioenaanspraken vastgesteld overeenkomstig artikel 55.

Hoofdstuk 2.3 Wijziging pensioenovereenkomst (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 19 Wijziging pensioenovereenkomst ( geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 19.1 Een werkgever kan de pensioenovereenkomst zonder instemming van de werknemer wijzigen indien de bevoegdheid daartoe schriftelijk in de pensioenovereenkomst is opgenomen en er tevens sprake is van een zodaning zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de werknemer dat door de wijzging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.

Artikel 19.2 Een werkgever kan de pensioenovereenkomst ook wijzigen voor gewezen werknemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing. (toegevoegd 01.07.2023)

Artikel 20 Gevolgen van wijziging van een pensioenovereenkomst (geldend vanaf 01.01.2007)

In geval van een wijziging van een pensioenovereenkomst worden de voor de aanspraakgerechtigden tot het tijdstip van wijzging opgebouwde aanspraken niet gewijzigd, behoudens het bepaalde in de artikelen 76, 78, 83 en 134

Hoofdstuk 2.4 Informatie- en hoorplicht werkgever (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 21 Startbrief en melding van wijzigingen (vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.07.2016, 01.09.2018, 11.04.2018, geldend vanaf 13.01.2009, gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 22 Hoorrecht vereniging van pensioengerechtigden bij uitvoering door een verzekeraar (geldend vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 3 Uitvoeringsovereenkomst (geldend vanaf 01.01.2007)

Hoofstuk 3.1 Sluiten uitvoeringsovereenkomst (vanaf 01.1.2007, geldend van 01.01.2016)

Artikel 23 Onderbrengingsplicht werkgever (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2011,07.08.2013, geldend vanaf 01.10.2016)

Artikel 23a Uitvoeringsreglement beëindigde pensioenregeling (vanaf 01.01.2016, geldend vanaf 11.04.2018)

Artikel 24 Premie aan pensioenuitvoerder door werkgever ( geldend van 01.01.2007)

Hoofdstuk 3.2 Inhoud uitvoeringsovereenkomst (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 25 Eisen inzake inhoud uitvoeringsovereenkomst (vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.08.2006,01.01.2011, 01.01.2015, geldend vanaf 01.01.2016, gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 26. Eisen inzake premiebetaling (vanaf 01.01.2007, geldend vanaf 01.01.2019)

Artikel 27. Premiebetaling bij beëindiging deelneming (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 28. Melding door pensioenfonds inzake premieachterstand (vanaf 01.01.2007, gewijzgd 11.06.2010, 01.07.2014 en geldend vanaf 01.01.2016, gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 28.1 gewijzigd 01.07.2023

Artikel 29. Medling door verzekeraar bij premiachterstand en gevolgen van premieachterstand (vanaf 01.08.2008, geldend vanaf 01.01.2011)

Artikel 30. Toepasselijk recht (geldend vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 3.3 Overig (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 31 Verbod verpanding en andere handelingen (geldend vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 4 Algemene bepalingen met betrekking tot de pensioenuitvoerder

Hoofdstuk 4.1 Taken pensioenuitvoerder

Artikel 32 Algemene taak (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 33 Waarborging goed bestuur (vanaf 01.01.2007, geldend vanaf 01.07.2014)

Artikel 34 Uitbesteding (vanaf 01.01.2007, geldend vanaf 01.01.2019)

Artikel 35 Opstellen en inhoud pensioenreglement (geldend vanaf 01.01.2008)

Artikel 35.1 De pensioenuitvoerder stelt een pensioenreglement vast in overeenstemming met de pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst of het uitvoeringsreglement ( geldend vanaf 01.01.2008)

Artikel 35.2 In het pensioenreglement worden in ieder geval bepalingen opgenomen betreffende:
a. de wijze waarop de pensioenuitvoerder omgaat met inkomende waarden in het kader van waardeoverdracht
b. de hoogte van de ruilvoet en de opbouwkeuzevoet, bedoeld in artikel 60 en 61, en de afkoopvoet, bedoeld in artikel 66;
c. de kortingsregel, bedoeld in artikel 134;
d. de regels en procedures die gelden ten aanzien van de solidariteitsreserve of de risicodelingsreserve;
e. de risicohouding per leeftijdscohort; (toegevoegd 01.07.2023)
f. de toedelingsregels; en (toegevoegd 01.07.2023)
g. het projectierendemen (toegevoegd 01.07.2023)



Artikel 37 Melding arbeidsongeschiktheid (vanaf 01.01.2009, geldend vanaf 01.07.2011)

Artikel 38 Verstrekken informatie aan deelnemers jaarlijks (vanaf 01.08.2008, gewijzigd 01.01.2016, 01.09.2016, 13.01.2019 en geldend vanaf 01.01.2020)

Artikel 38.1. De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer jaarlijks:
a. een opgave van de verworven pensioenaanspraken
b. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjara toe te rekenen waardeaangroei ......
c. voor zover van toepassing, informatie overtoeslagverlening (gewijzigd 01.07.2023)
d. voor zover van toepassing, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 (gewijzigd 01.07.2023)
e. voor zover van toepassing, informatie over de de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve;(gwijzigd 01.07.2023)
f. informatie over de reglementaire pensioenleeftijd
g. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken ........
h. informatie over de werkgeverspremies en werknemerspremies
i. informatie over garanties
j. informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht
k. voor zover van toepaasing, informatie over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf
l. informatie over de ingehouden kosten (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 39 Verstrekken informatie aan deelnemers bij beëindiging deeleneming (vanaf 01.01.2008, gewjzigd 01.08.2008, 01.01.2016, geldend vanaf 01.01.2019)

Artikel 40 Verstrekken informatie aan gewezen deelnemers jaarlijks (vanaf 01.08.2009, gewijzigd 01.09.2016, 01.01.2017,13.01.2019 geldend vanaf 01.01.2020)

Artikel 40.1. De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer jaarlijks
a. een opgave van zijn opgebouwde aanspraken, waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario , een verwacht scenario en een optimistich scenario, met de waarschuwing dat de projecties kunnen verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen
b. voor zover van toepassing, informatie over toeslagverlening (gewijzigd 01.07.2023)
c. voor zover van toepassing, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 (gewijzigd 01.07.2023)
d. informatie over een variabele uitkering
e. informatie over de reglementaire pensioenleeftijd
f. informatie over garanties
g. informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht
h. voor zover van toepaasing, informatie over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf
l. informatie over de ingehouden kosten (gewijzigd 01.07.2023)

Art 41 Verstrekken informatie aan gewezen partner bij scheiding (vanaf 0.01.2008, geldend vanaf 01.01.2016)

Art 41.1 De pensioenuitvoerder verstrekt degene die gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen:
a. een opgave van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen
b. voor zover van toepassing, informatie over toeslagverlening (gewijzigd 01.07.2023)
c. voor zover van toepassing, informatie die voor de gewezen partner van specifiek belang is (gewijzigd 01.07.2023)
d. voor zover van toepassing, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 (gewijzigd 01.07.2023)

Art 41.2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Toelichting: In de Memorie van Toelichting wordt vermeld dat indien geen aanspraak ontstaat omdat op risicobasis gefinancierd is, daarover wel informatie verstrekt wordt.

Art 42 Verstrekken informatie aan gewezen partner periodiek (vanaf 01.01.2008, geldend vanaf 01.01.2017)

Art 42.1 De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen partner met aanspraak op bijzonder partnerpensioen ten mnste één keer in de 5 jaar:
a. een opgave van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen; en
b. voor zover van toepassing, informatie over toeslagverlening
c. voor zover van toepaasing, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134

Art 42.2 De pensioenuitvoerder informeert de gewezen partner binnen 3 maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over de wijziging.

Art 42.3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 43 Verstrekken informatie voorafgaand aan of bij de pensioeningang (vanaf 01.01.2008, geldend vanaf 01.01.2016)
a. een opgave van zijn pensioenrecht
b. een ogave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet
c. voor zover van toepassing, informatie over toeslagverlening
d. voor zover van toepassing, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134
e. informatie die voor degene die pensioengerechtigde wordt specifiek in het kader van de pensioeningang van belang is

Artikel 44 Verstrekken informatie aan pensioengerechtigden jaarlijks (vanaf 01.01.2008,gewijzgd 01.01.2017 en geldend vanaf 13.01.2019)
De pensioenuitvoerder verstrekt de pensioengerechtigde jaarlijks:
a. een opgave van zijn pensioenrecht
b. een ogave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet
c. voor zover van toepassing, informatie over toeslagverlening (gewijzigd 01.07.2023)
d. voor zover van toepassing, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134(gewijzigd 01.07.2023)
e. informatie over garanties
f. informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt

Artikel 44a Verstrekken informatie over variabele uitkering (vanaf 01.09.2016. geldend 11.04.2018)

Artikel 44a.1. De pensioenuitvoerder die bereid is op te treden als ontvangende pensioenuitvoerder informeert degene die het uit een flexibele premieovereenkomst of premie-uitkeringsovereenkomst voortvloeiende kapitaal op de pensioendatum wenst aan te wenden voor een variabele uitkering over de voor hem relevante gevolgen en risico's bij een variabele uitkering waaronder een opgave van de hoogte van de variabele uitkeringen en een opgave van de hoogte van de vastgestelde uitkeringen indien het kapitaal daarvoor zou worden aangewend. Deze opgaven worden, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven op basis van een pessimistich scenario, een verwacht scenario en een optimistich scenario. De pensioenuitvoerder die een spreidingsperiode van langer dan vijf jaar aanbiedt, informeert de deelnemer expliciet over de voor hem relevante gevolgend en risico's daarvan.

Artikel 45 Verstrekken informatie aan deelnemers inzake vrijwilige pennsioenregeling (vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.07.2016, geldend vanaf 13.01.2019)

Artikel 45a Informatie over uitvoeringskosten (vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.07.2015, geldend vanaf 01.11.2015)

Art 46 Informatie op verzoek (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2008, 01.11.2015, 01.07.2016 en geldend 13.01.2019)

Artikel 46.1 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner of de pensioengerechtigde op verzoek:
a. informatie over de gehanteerde aannamen bij de weergave van ouderdomspenisoen op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario
b. de voor hem relevante informatie over beleggingen en
c. informatie over andere bij algemene maatregel van bestuur te bepalen onderwerpen

Art 46.2 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is, waaronder een indicatie van het mogelijk te bereiken kapitaal op de pensioendatum bij flexibele premieovereenkomsten of premie-uitkeringsovereenkomsten en een indicatie van de hoogte van de in te kopen periodieke uitkeringen bij aanwending van het mogelijk te bereiken kapitaal bij flexibele premieovereenkomsten en bij premie-uitkeringsovereenkomsten”. (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 46.3 De indicaties, bedoeld in het tweede lid, worden, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven op basis van een pessimistich scenario, een verwacht scenario en een optimistich scenario.

Art 46.4 De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen partner op verzoek de informatie in artikel 42, eerste lid

Art 46.5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in dit artikel bedoelde informatie en de wijze waarop deze wordt verstrekt.

Artikel 46a Beschikbare informatie (vanaf 01.07.2016, gewijzigd 11.04.2018, 10.01.2019 en geldend 13.01.2019)

Artikel 46a.1. De pensioenuitvoerder stelt op zijn website voor in ieder geval de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde beschikbaar:
a. informatie over de pensioenregeling als bedoel in artikel 21
b. verdere informatie over de pensioenregeling
c. informatie over uitvoeringskosten en
d. het bestuursverslag en de jaarrekening

Artikel 46a.2. Voor zover van toepassing stelt de pensioenuitvoerder op zijn website voor de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde beschikbaar:
a. informatie over de gevolgen van significante wijzigingen in de technische voorzieningen;
b. informatie over het financieel crisisplan;
c. informatie over het herstelplan of geactualiseerd herstelplan;
d. informatie over de beleggingen en het beleggingsbeleid (gewijzigd 01.07.2023)
e. het pensioenreglement
f. de uitvoeringsovereenkomst of het uitvoeringsreglement

Artikel 46a.3. Voor zover van toepassing stelt de pensioenuitvoertder op zijn website voor een ieder de verklaring inzake beleggingsbeginselen beschikbaar

Artikel 46a.4.
Artikel 46a.5.
Artikel 46a.6.

Artikel 47 Verstrekken informatie bij vertrek naar een andere lidstaat (geldend 01.01.2007)

Artikel 47a Zorgplicht voorafgaand aan waardeoverdracht pensioendatum

Artikel 47a.1. gewijzigd 01.07.2023

Artikel 47b Informatieverstrekking voorafgaand aan waardeoverdracht pensioendatum

Artikel 47c. Advies voorafgaand aan waardeoverdracht pensioendatum

Artikel 48 Eisen aan informatieverstrekking ( vanaf 01.08.2008, gewijzigd 01.01.2009, 01.07.2015, 01.01.2016 en geldend 13.01.2019)

Artikel 48.1 De informatie die de pensioenuitvoerder verstrekt of beschikbaar stelt is correct, duidlijk en evenwichtig. De informatie wordt tijdig verstrekt en is evenwichtig.

Artikel 48.2 De pensioenuitvoerder bevordert dat de persoonlijke informatie aansluit bij de informatiebehoefte en kenmerken van de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde

Artikel 48.3 De pensioenuitvoerder bevordert dat de informatie de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde inzicht geeft in de keuzemogelijkheden die er zijn in de pensioenregeling de gevolgen van belangrijke gebeurtenissen voor het pensioen toegevoegd en de gevolgen van een keuze of combinatie van keuze voor het pensioen. (Gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 48.4. De pensioenuitvoerder bevordert dat de informatie de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde aanzet tot relevante actie. (toegevoegd 01.07.2023)

Artikel 48.5 De informatie bedoeld in de artikelen 38, eerste lid, 40, eerste lid, 42, eerste lid en 44, eerste lid, wordt verstrekt dorr middel van een uniform pensioenoverzicht. In het uniform pensioenoverzicht wordt een verwijzing opgenomen naar de website van de pensioenuitvoerder, de website waarop het pensioenregister te raadplegen is en wordt gewezen op de mogelijkheden die artikel 46 biedt. (verletterd van 4 naar 5, 01.07.2023)

Artikel 48a Keuzebegeleiding (toegevoegd 01.07.2023)

De pensioenuitvoerder begeleidt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde op een adequate wijze bij het maken van een keuze binnen de pensioenovereenkomst, zorgt voor de inrichting van de keuzeomgeving en stelt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde daarmee in staat om een passende keuze te maken.

Artikel 48b. Klachtenprocedure (toegevoegd 01.07.2023)

Artikel 48b.1. Een pensioenuitvoerder draagt zorg voor een adequate behandeling van klachten van deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners of pensioengerechtigden. Hiertoe beschikt de pensioenuitvoerder over een interne klachten- en geschillenprocedure.
Artikel 48b.2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 48c. Geschilleninstantie (toegevoegd 01.07.2023)

Artikel 48c.1. Een pensioenuitvoerder is aangesloten bij een door Onze Minister overeenkomstig artikel 16, eerste lid, van de Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten aangewezen instantie tot beslechting van geschillen tussen deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners of pensioengerechtigden enerzijds en pensioenuitvoerders anderzijds, tenzij er geen zodanige instantie is. De Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 13, 14, 15, 18, 19 en 20, met dien verstande dat voor “consument” telkens wordt gelezen: deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde, partner, gewezen partner of nabestaande en dat voor “ondernemer” telkens wordt gelezen: pensioenuitvoerder.

Artikel 48c.2. In aanvulling op de bij de Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten gestelde regels, worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld met betrekking tot de aan de geschilleninstantie te stellen eisen en de geschillenprocedure, alsmede regels met betrekking tot de door de geschilleninstantie aan Onze Minister te verstrekken informatie.

Artikel 48c.3. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2028.

Artikel 48c.4. Het derde lid en dit lid kunnen vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 49 Wijze van informatieverstrekking (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 49.1. De pensioenuitvoerder verstrekt de informatie elektronisch, schriftelijk of via een website, waarbij informatieverstrekking via een website wordt gecombineerd met persoonlijk attenderen als er nieuwe of gewijzigde informatie op de website staat.

Artikel 49.2. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde niet heeft bepaald op welke wijze hij informatie wil ontvangen, verstrekt de pensioenuitvoerder de informatie schriftelijk, elektronisch of via een website. Bij verstrekking via een website wordt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde persoonlijk geattendeerd op deze website en op de mogelijkheid te kiezen voor een andere wijze van informatieverstrekking. De pensioenuitvoerder meldt op de website dat informatie ook elektronisch of schriftelijk kan worden verstrekt en biedt op de website de mogelijkheid om de wijze van informatieverstrekking te regelen. Het persoonlijk attenderen gebeurt elektronisch, indien het email adres bij de pensioenuitvoerder bekend is, of schriftelijk.

Artikel 49.3. Er wordt ten hoogste een maal per jaar gewisseld in de wijze waarop informatie wordt verstrekt.

Arikel 49.4. Indien de pensioenuitvoerder de deelnemer of gewezen deelnemer elektronisch of via een website informatie verstrekt, is hij verplicht de elektronisch of via een website verstrekte informarie te bewaren tot één jaar na het aflopen van de uitkering aan de nabestaanden. De deelnemer of gewezen deelnemer kan ten hoogste eenmaal per jaar de elektronisch of via een website verstrekte informatie opvragen.

Artikel 49.5. De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pennsioengerechtigde aan wie de informatie elektronisch of via een website wordt verstrekt, op verzoek een papieren afschrift van de informatie.

Artikel 50 Verstrekken informatie door pensioenuitvoerder ( vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.08.2008, geldend 06.01.2016)

Artikel 50.1. De pensioenuitvoerder kan zich voor het schriftelijk verstrekken van de informatie, bedoeld in de artikelen 38 tot en met 44, houden aan het laatst hem bekende adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner.

Artikel 50.2. Indien dit adres onjuist blijkt te zijn, raadpleegt de pensioenuitvoerder de basisregistratie personen over het adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner.

Artikel 50.3. Indien de pensioenuitvoerder kosten maakt in verband met werkzaamheden die voortvloeien uit het feit dat de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner verzuimd heeft de pensioenuitvoerder omtrent een wijziging van adres te informeren, kan de pensioenuitvoerder deze kosten bij deze in rekeniing brengen, maar kunnen deze kosten niet direct in mindering gebracht worden op de uitkering.

Artikel 50.4 Indien het bij de pensioenuitvoerder bekende adres voor de elektronische verstrekking van informatie onjuist blijkt, biedt de pensioenuitvoerder de mogelijkheid het juiste adres voor elektronische verstrekking van informatie op te geven. (gewijzigd 01.07.2023)

Art 51 Pensioenregister (vanaf 11.02.2011, gewijzigd 01.07.2015, 01.09.2016, 28.07.2018, geldend 01.01.2019)

Artikel 51.1 Er is een pensioenregister, ingericht en in stand gehouden door de pensioenuitvoerders, dat tot doel heeft op duidelijke wijze de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde in de gelegenheid te stellen gegevens over zijn pensioenaanspraken en pensioenrechten te raadplegen, waarbij deze gegevens, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario. Het pensioenregister heeft verder tot doel inzicht te geven in de hoogte van het te bereiken pensioen, de keuze ten aanzien van het pensioen en de gevolgen van deze keuzes en van belangrijke gebeurtenissen op het pensioen van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde. Onder pensioenaanspraken en pensioenrechten in de zin van dit artikel worden tevens verstaan aanspraken op ouderdomspensioen en recht op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet. (gewijzgd 01.07.2023)

Artikel 51.2. Het pensioenregister heeft mede tot doel op verzoek de pensioenuitvoerder te informeren wij welke andere pensioenuitvoerder een gewezen deelnemer pensioenaanspraken opbouwt ten behoeve van de toepassing van artikel 70a.

Artikel 51.3. De pensioenuitvoerder verstrekt op verzoek van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde tijdig zijn gegevens met betrekking tot pensnioenaanspraken en pensioenrechten door middel van het pensioenregister.

Artikel 51a. Gebruikersorgaan pensioenregister (toegevoegd 01.07.2023)

Artikel 51a.1. De instelling, bedoeld in artikel 51, zesde lid, stelt een gebruikersorgaan in samengesteld uit gebruikers van het pensioenregister. Het gebruikersorgaan overlegt met en adviseert het bestuur van de instelling over voorgenomen besluitvorming over opzet, bestaan en werking van het pensioenregister, waaronder in ieder geval wordt verstaan de functionaliteiten en ontwikkeling van het pensioenregister alsmede de wijze waarop het pensioenregister invulling geeft aan haar wettelijke taak.

Artikel 51a.2. De instelling stelt een regeling vast voor samenstelling, werkwijze, taken en bevoegdheden van het gebruikersorgaan.

Artikel 51a.3. Het bestuur van de instelling en het gebruikersorgaan komen ten minste twee maal per kalenderjaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of het gebruikersorgaan overleg wenselijk acht.

Artikel 51a.4. De instelling verstrekt desgevraagd aan het gebruikersorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens die deze redelijkerwijs nodig heeft voor de vervulling van de taak.

Artikel 51a.5. De instelling deelt het gebruikersorgaan onderbouwd mee waarom het een advies niet of niet geheel volgt.

Artikel 52 Zorgplicht bij flexibele premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid (vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.09.2016, geldend 01.07.2023)

Artikel 52.1. Bij de uitvoering van de flexibele premieovereenkomst met beleggingsvrijheid in de opbouwfase is de pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor de beleggingen en handelt daarbij overeenkomstig artikel 135 (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 52.2. De pensioenuitvoerder biedt de deelnemer en de gewezen deelnemer de mogelijkheid de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over te nemen.

Artikel 52.3. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer de verantwoordelijkheid voor de beleggingen heeft overgenomen .......

Artikel 52.4. De pensioenuitvoerder onderzoekt tenminste één keer per jaar of de beleggingen van de deelnemer of gewezen deelnemer zich binnen de op basis van het derde lid gestelde grenzen bevinden en informeert de deelnemer en de gewezen deelnemer hierover.

Artikel 52.6. Ten behoeve van het advies, bedoeld in het derde lid, wint de pensioenuitvoerder informatie in oner de financiële positie, kennis, vervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de deelnemer .........

Artikel 52a Zorgplicht bij premieovereenkomsten zonder beleggingsvrijheid en variabele uitkeringen ( vanaf 01.09.2016)

Artikel 52a.1. Bij de uitvoering van een premieovereenkomst in de opbouwfase, een premieuitkeringsovereenkomst voor zover de premie wordt belegd of een variabele uitkering is de pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor de beleggingen en voert een beleggingsbeleid overeenkomstig artikel 135. Bij de uitvoering van dit beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met de risicohouding van de deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden. (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 52a.3. Indien de pensioenuitvoerder bij uitvoering van een variabele uitkering verschillende beleggingsprofielen hanteert, wordt voor de pensioengerechtigde een beleggingsprofiel toegepast dat passens is gezien zijn risicoprofiel. De pensioenuitvoerder informeert de pensioengerechtigde over het vasgestelde risicoprofiel en het beleggingsprofiel.

Artikel 52a.4. De pensioenuitvoerder toetst periodiek het risicoprofiel van de pensioengerechtigde. Indien een wijziging in het risicoprofiel daartoe aanleding geeft past de pensioenuitvoerder een ander, passend beleggingsprofiel toe en informeert de pensioengerechtigde hierover.

Artikel 52a.5. Ten behoeve van het risicoprofiel, bedoeld in het derde en vierde lid, wint de pensioenuitvoerder informatie in oner de financiële positie, kennis, vervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de pensioengerechtigde, voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor het beleggingsprofiel.

Artikel 52b. Risicohouding (toegevoegd 01.7.2023)

Artikel 52b.1. De pensioenuitvoerder, bedoeld in artikel 52a, baseert zijn beleggingsbeleid op de risicohouding van de deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden. Bij het vaststellen van de risicohouding wordt in ieder geval onderscheid gemaakt naar leeftijdscohorten en wordt per leeftijdscohort een risicohouding vastgesteld.

Artikel 52b. 2. De risicohouding wordt door de pensioenuitvoerder vastgesteld en periodiek getoetst, waarbij gebruik wordt gemaakt van onderzoek naar de risicopreferentie van de deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden, wetenschappelijke inzichten en deelnemerskenmerken. De resultaten hiervan worden door een pensioenfonds beoordeeld na overleg met de andere organen van het pensioenfonds. De toetsing van de risicohouding vindt plaats ten minste eenmaal in vijf jaar en bij een ingrijpende wijziging.

Artikel 52b.3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over dit artikel.

Artikel 53 Verstrekken uitkeringen (in andere lidstaten) (geldend vanaf 01.01.2007)

Artikel 54 Uitvoeren vrijwillige voortzetting (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2011, geldend 01.04.2016)

Hoofstuk 4.2 Behoud aanspraak (geldend vanaf 01.01.2007)

Art 55 Behoud aanspraak op pensioen bij beëindiging deelneming (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2008, 01.08.2008, 01.08.2009, 01.09.2016, geldend 01.01.2019)

Artikel 55.1. Bij een solidaire premieovereenkomst of een flexibele premieovereenkomst wordt bij beëindiging van de deelneming het tot op dat moment ontstane kapitaal voortvloeiend uit de tot de beëindiging beschikbaar gestelde premies belegd in overeenstemming met de afspraken hierover in de pensioenregeling. (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 55.2. Bij een premie-uitkeringsovereenkomst wordt bij beëindiging van de deelneming het tot op dat moment ontstane kapitaal voortvloeiend uit de tot de beëindiging beschikbaar gestelde premies belegd in overeenstemming met de afspraken hierover in de pensioenregeling. Indien de gewezen deelnemer voor beëindiging van de deelneming de premie of het uit de premie voortvloeiende kapitaal heeft aangewend voor aanspraak op een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum behoudt de gewezen deelnemer deze pensioenaanspraak. Deze pensioenaanspraak dient volledig gefinancierd te zijn op het moment van beëindiging. In geval van premievrijmaking op grond van artikel 29, vierde lid, wordt daarmee bij de vaststelling van de opgebouwde aanspraken rekening gehouden. (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 55.3. Deelnemers en andere aanspraakgerechtigden die na beëindiging van de deelneming aan een pensioenregeling naar een andere lidstaat van de \europese Unie verhuizen behouden hun pensioenaanspraak in dezelfde mate als deelnemers an andere aanspraakgerechtigden die na de beëindiging van de deelneming in Nederland blijven.

Artikel 55.4.Indien de pensioenovereenkomst voorziet in een partnerpensioen op risicobasis wordt de dekking uit hoofde van het partnerpensioen voortgezet, waarbij voor de hoogte van de dekking wordt uitgegaan van de situatie op de dag voor beëindiging van de deelneming:
a. gedurende de periode dat de gewezen deelnemer direct na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet of een werkloosheidsuitkering van zijn woonland en de uitkering ontvangt, waarbij voor de hoogte van de dekking rekening wordt gehouden met de omvang van de werkloosheid; dan wel
b. gedurende een periode van drie maanden rechtstreeks na beëindiging van de deelneming indien er geen sprake is van een aansluitend dienstverband of een uitkering als bedoeld in onderdeel a, doch uiterlijk tot het moment dat sprake is van een nieuw dienstverband dan wel de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. (toegevoegd 01.07.2023)

Artikel 55.5. In afwijking van het eerste en tweede lid en artikel 134 (korting pensioenaanspraken) ....

Artikel 56 Behoud aanspraak op partnerpensioen bij verlof (vanaf 01.01.2008)

Artikel 57 Behoud aanspraak in geval van scheiding (vanaf 01.01.2007, gwijzigd 01.08.2008, geldend 01.01.2015)

Art 57.1 Indien de partnerrelatie van een deelnemer eindigt door scheiding verkrijgt de gewezen partner van de deelnemer een zodanige aanspraak op partnerpensioen als de deelnemer ten behoeve van die gewezen partner zou hebben behouden indien op het tijdstip van scheiding zijn deelneming zou zijn beeindigd.

Art 57.2 Indien de partnerrelatie van een gewezen deelnemer eindigt door scheiding en de gewezen deelnemer ten behoeve van die partner een aanspraak op partnerpensioen heeft behouden bij beeindiging van de deelneming gaat de aanspraak over op de gewezen partner van de gewezen deelnemer.

Art 57.3 Indien de partnerrelatie van een gepensioneerde eindigt door scheiding en de gepensioneerde ten behoeve van die partner een aanspraak op partnerpensioen heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen, gaat de aanspraak over op de gewezen partner van de gepensioneerde.

Art 57.4 Het eerste, tweede en derde lid vindt geen toepassing indien de partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is slechts geldig slechts geldig indien de pensioenuitvoerder zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken danwel het niveau van de uitkering aan te passen.

Art 57.5 Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits:
a. de pensioenuitvoerder bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.

Art 57.6 Indien na toepassing van het eerste of tweede lid de gewezen partner overlijdt voordat de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt, maakt de aanspraak op het partnerpensioen vanaf het moment van overlijden van de gewezen partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de deelnemer of gewezen deelnemer, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor zover dit in de betrokken pensioenregeling is bepaald. (met ingang van 01.01.2015)

Artikel 58 Gelijke behandeling bij toeslagen (vanaf 01.08.2008, geldend 11.04.2018)

Art 58.1 Indien een ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, wordt het ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die wel gewezen deelnemer is geweest in dezelfde mate verhoogd indien zij indezelfde pensioenregeling hebben deelgenomen.

Art 58.2 Indien een recht op partnerpensioen van de partner van een overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, worden de partnerpensioenrechten:
a. ten behoeve van de partners van overleden gepensioneerden die gewezen deelnemer zijn geweest;
b. ten behoeve van de partners van overleden gewezen deelnemers; en
c. ten behoeve van de partners van overleden deelnemers; en
d. van de gewezen partners met een bijzonder partnerpensioen;
in dezelfde mate verhoogd, mits deze rechten voortvoeien uit een pensioenovereenkomst die gebaseerd is op dezelfde pensioenregeling als die van de overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest

Art 58.3 Indien een ouderdomspensioenrecht wordt verhoogd door middel van een toeslag, wordt de aanspraak op ouderdomspensioen van een gewezen deelnemer die in dezelfde pensioenregeling heeft deelgenomen in dezelfde mate verhoogd.

Art 58.4 Indien een aanspraak op partnerpensioen van een gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag , worden de partnerpensioenaanspraken:
a. ten behoeve van de partner van een gepensioneerde die wel gewezen deelnemer is geweest;
b. ten behoeve van de partner van een gewezen deelnemer; en
c. van de gewezen partner van de gewezen deelnemer met een bijzonder partnerpensioen;
in dezelfde mate verhoogd, mits deze aanspraken voortvoeien uit een pensioenovereenkomst die gebaseerd is op dezelfde pensioenregeling als die van de gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest

Art 58.5 Bij de verlening van toeslagen op partnerpensioen wordt geen onderscheid gemaakt tussen partners.

Art 59. Geen verjaring ten gunste van de pensioenuitvoerder (vanaf 01.01.2007)
Een rechtsvordering tegen een pensioenuitvoerder tot het doen van een uitkering verjaart niet bij leven van de pensioengerechtigde.

Hoofdstuk 4.3 Beschikken over pensioen (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2011, 01.01.2013, 01.01.2015, 01.09.2016, 01.01.2019, geldend 13.01.2019

Artikel 60 Keuzerecht hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen (vanaf 01.01.2007, geldend 01.08.2008)

Art 60.1. Indien een pensioenregeling op basis van een pensioenovereenkomst voorziet in de opbouw van een ouderdomspensioen en een partnerpensioen, biedt de pensioenregeling aan de deelnemer of gewezen deelnemer met betrekking tot de periode van opbouw vanaf
1 januari 2002, ongeacht zijn burgerlijke staat, het recht in elk geval met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan, inplaats van partnerpensioen te kiezen voor één van de volgende wijzigingen van het ouderdomspensioen:
a. een hoger ouderdomspensioen
b. een eerder ingaand ouderdomspensioen; of
c. een hoger en een eerder ingaand ouderdomspensioen

Artikel 60.2. Het eerste lid is niet van toepassing op de aanspraak op bijzonder partnerpensioen van de gewezen partner

Artikel 60.3. Indien er in de pensioenovereenkomst geen recht op de keuzemogelijkheid als bedoeld in het eerste lid is opgenomen heeft de deelnemer of gewezen deelnemer het recht om te kiezen voor één van deze mogelijkheden.

Artikel 60.4. De pensioenuitvoerder waarborgt dat bij gebruikmaking van het keuzerecht geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet.

Artikel 60.5. De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet sat voldaan wordt aan het vereiste van een collectieve actuariële gelijkwaardigheid het geen inhoudt .........

Artikel 60.7. Voor zover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevol van een premievrije voortzetting van die pensioenaanspraken worden opgebouwd, is het eerste lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na
1 januari 2002.

Artikel 60.8. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig. (omgenummerd van 10 naar 8 met ingang van 01.07.2023)

Artikel 60a.9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste tot en met het vijfde lid. (omgenummerd van 11 naar 9 met ingang van 01.07.2023)

Artikel 61 Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen op opbouwbasis (vanaf 01.01.2008, gewijzigd 01.01.2009, 01.01.2012, geldend vanaf 01.07.2023)

Artikel 61.1. Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een ouderdomspensioen heeft de deelnemer of gewezen deelnemer met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan het recht om in plaats van een deel van het ouderdomspensioen te kiezen voor partnerpensioen op opbouwbasis, onder de voorwaarde dat de hoogte van het partnerpensioen maximaal 70% bedraagt van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert. (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 61.2. De pensioenuitvoerder biedt de deelnemer in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen standaard de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aan. (gewijzigd 01.07.2023)

Art 61.6 De in het eerste lid omschreven mogelijkheid heeft geen betrekking op het deel van een ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding.

Art 61.7 Indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het tweede lid in het laatste jaar voor de ingang van het ouderdomspensioen is aangeboden, gaat de pensioenuitvoerder over tot het uitruilen van het ouderdomspensioen in partnerpensioen indien:
a. de pensioenovereenkomst niet voorziet in een aanspraak op partnerpensioen vanaf de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat; en
b. de deelnemer of gewezen deelnemer gehuwd is of een geregisteerde partnerrelatie heeft.

Artikel 61.8. In dxe pensioenregeling wordt bepaald wat de verhouding is tussen ouderdomspenisoen en partnerpensioen na uitruil als bedoeld in het zevende lid.

Artikel 61.9. Indien de uitruil, bedoeld in het zevende lid, ertoe zou leiden dat het ouderdomspenisoen op jaarbsis lager wordt dan het op grond van artikel 66 bepaalde bedrag wordt de in het achtste lid bedoelde verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen zodanig aangepast dat het ouderdomspensioen op jaarbasis meer bedraagt dan het op grond van artikel 66 betaalde bedrag.

Artikel 61a Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen op risicobasis (toegevoegd 01.07.2023)

Artkel 61a.1. Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een ouderdomspensioen en een partnerpensioen op risicobasis heeft de gewezen deelnemer na afloop van de periode waarin het partnerpensioen op risicobasis op grond van artikel 55, vierde lid, wordt voortgezet recht om in plaats van ouderdomspensioen of een deel van het ouderdomspensioen te kiezen voor het voortzetten van het partnerpensioen op risicobasis.

Artikel 61a.2. In afwijking van het eerste lid is er geen recht op uitruil: a. indien de uitruil ertoe zou leiden dat op basis van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zou bedragen dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag; b. indien de pensioenregeling voorziet in een maximale duur voor de vrijwillige voortzetting bij het bereiken van de maximale duur; of c. voor zover de pensioenregeling voorziet in een maximum voor de omvang van de uitruil bij het bereiken van dat maximum.

Artikel 61a.3. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer gebruik maakt van de keuzemogelijkheid, bedoeld in het eerste lid, informeert de pensioenuitvoerder de gewezen deelnemer jaarlijks over de gevolgen van voortzetting van de uitruil.

Artikel 61a.4. Artikel 61, derde, vierde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 61a.5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.


Artikel 62 Keuzemogelijkheden andere vormen van uitruil (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.08.2008, geldend 01.09.2016)

Artikel 62.1. Indien de pensioenovereenkomst de deelnemer of gewezen deelnemer de mogelijkheid biedt:
a. In plaats van een bepaald soort pensioen geheel of gedeeltelijk te kiezen voor een ander soort pensioen, dan het pensioen, bedoeld in de artikelen 60, 61 en 61a.
b. de ingangsdatumvan het ouderdomspensioen te vervroegen of uit te stellen
c. de hoogte van het ouderdomspensioen te laten variëren als bedoeld in artikel 63; of
d. tot een keuze anders dan bedoeld in de voorgaande onderdelen;
waarborgt de pensioenuitvoerder ............ (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 62.2. Bij gebruikmaking van een in het eerste lid bedoelde keuzemogelijkheid is de toestemming vereist van de partner die begunstigde is voor partnerpensioen indien de hoogte daarvan door gebruikmaking van de keuzemogelijkheid wordt verlaagd. (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 62.3. Voor zover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die aanspraken worden opgebouwd, is het eerste lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of
na 1 januari 2002 (01.07.2023 omgenummerd van 4 naar 3)

Artikel 63 Variatie hoogte pensioenuitkering (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2013, 19.06.201501.07.2016, 01.09.2016, 11.04.2018, 01.01.2019, geldend 01.01.2020)

Art. 63.1. De hoogte van een pensioen kan na ingang variëren mits:
a. de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogtste uitkering; en
b. de nate van variatie uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen wordt vastgesteld

Artikel 63.4. Voor de toepassing van het eerste lid wordt bij variabele uitkeringen de mate van variatie vastgesteld uitgaande van de rendementsverwachtingen op de ingangsdatum van het pensioen. Bij variabele uitkeringen blijven aanpassingen buiten aanmerking voor zover deze het gevolg zijn van de omstandigheid dat de opgetreden ontwikkeling van de levensverwachting, de behaalde sterfteresultaten of de behaalde beleggingsresultaten tot hogere of lagere uitkeringen leiden dan op de ingangsdatum van het pensioen het uitgangspunt was of sprake is van een periodieke vaste daling of vaste stijging van de uitkering of toepassing van een projectierendement hoger of lager dan de risicovrije rente als bedoeld in artikel 63a, derde lid. (gewijzgigd 01.07.2023)

Artikel 63a Variabele uitkering (vanaf 01.09.2016, geldend 11.04.2018)

Artikel 63a.1. Onverminderd artikel 63 kan de hoogte van een variabele uitkering na de ingangsdatum van het pensioen variëren door de verwerking van financiële meee- of tegenvallers als gevolg van het beleggingsrisico, de ontwikkeling van het sterfteresultaat of de ontwikkeling van levensverwachting.

Artikel 63a.2. De hoogte van een variabele uitkering in een flexibele premieovereenkomst of een premieuitkeringsovereenkomst kan ook variëren door een, uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen vastgestelde, periodieke vaste daling of vaste stijging van de uitkering. De periodieke vaste daling bedraagt ten hoogste 35% van het verschil tussen de parameter voor aandelenrendement en de risicovrije rente op de ingangsdatum van het pensioen en is niet hoger dan consistent met het beleggingsbeleid. (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 63a.3. De hoogte van een variabele uitkering in een solidaire premieovereenkomst kan ook variëren door inrekenen van een projectierendement op het voor pensioen bestemde vermogen dat hoger of lager is dan de risicovrije rente. Het toepassen van het projectierendement wordt per regeling, uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen, vastgesteld en is van toepassing op alle pensioengerechtigden. Voor het projectierendement mag ten hoogste worden uitgegaan van een risicopremie die 35% bedraagt van het verschil tussen de parameter voor aandelenrendement en de risicovrije rente op de ingangsdatum van het pensioen. Het projectierendement is daarbij niet hoger dan consistent met het beleggingsbeleid en de toedelingsregels voor pensioengerechtigden. (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 63a.4. De periodieke vaste daling of het projectierendement is zodanig vormgegeven dat er op voorhand geen herverdelingseffecten tussen leeftijdsgroepen plaatsvinden.

Artikel 63a.5 (omgenummerd van 6 naar 5 op 01.07.2023)

Artikel 63a.6 (omgenummerd van 7 naar 6 op 01.07.2023)

Artikel 63a.7 (omgenummerd van 8 naar 7 op 01.07.2023)

Artikel 63a.8. Bij toepassing van toedelingsregels in de solidaire premieovereenkomst wordt het financiële resultaat ten minste een maal per jaar vastgesteld en verwerkt, waarbij een spreidingsperiode kan worden gehanteerd van maximaal tien jaar in het voor de pensioenuitkering bestemd vermogen. Bij het spreiden van de verwerking van het financiële resultaat kan het projectierendement worden aangepast indien en voor zover dat nodig is om gelijke aanpassingen van de pensioenuitkeringen te realiseren. (toegevoegd 01.07.2023)

Artikel 63a.9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over dit artikel over onder meer de vaste daling en het projectierendement. (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 63b Keuzerecht variabele of vaste uitkering (vanaf 01.09.2016)

Artikel 63b 1. Bij een flexibele premieovereenkomst of een premie-uitkeringsovereenkomst die voorziet in uitkering van een aante wenden kapitaal op de pensioendatum, legt de pensiioenouitvoerder de deelnemer of gewezen deelnemer in elk geval voorafgaand aan de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan de keuze voor tussen een vastgestelde uitkering of een variabele uitkering. Gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 63b.4. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het eerste lid is geboden, gaat de pensioenuitvoerder die vastgestelde uitkeringen uitvoert op de ingangsdatum van het pensioen over tot verstrekking van een vastgestelde uitkering. In afwijking van de eerste zin kunnen de partijen die betrokken zijn bij de vaststelling, wijziging of intrekking van de pensioenovereenkomst overeenkomen dat de pensioenuitvoerder op de ingangsdatum van het pensioen overgaat tot verstrekking van een variabele uitkering aan een deelnemer of gewezen deelnemer die niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het eerste lid is geboden.
(gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 63b.5. (omgenummerd van 6 naar 5 op 01.07.2023)

Artikel 63c Uitvoering variabele uitkering (vanaf 01.09.2016)

Artikel 64 Verbod van vervreemding en mogelijkheid van volmacht (vanaf 01.01.2007, geldend 01.08.2008)

Artikel 65 Afkoop (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2011, 20.12.2014, 01.01.2015

Artikel 66 Afkoop klein ouderdomspensioen (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2008, 01.08.2008, 01.09.2008, 01.01.2009,01.01.2010, 01.01.2011, 01.01.2012, 01.01.2013,01.01.2014 enz tot en met geldend 01.01.2023)

Art. 66.1. De pensioenuitvoerder hefet het recht om bij ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en andere aanspraken ten behoeven van de gepensioeneerde of zijn nabestaanden af te kopen, indien:
a. de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan € 594,89 per jaar; en
b. de gepensioneerde geen bezwaar maakt tegen de afkoop indien de deelneming is geëindigd voor 01.01.2007 of de gepensioeneerde instemt met de afkoop indien de deelneming is geëindigd vanaf 01.01.2007.

Art. 66.2. De pensioenuitvoerder heeft het recht om pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen, indien: ...........

Artikel 66.8. De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van de afkoopwaarde door vaststelling van een afkoopvoet dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen waarbij voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
(gewijzigd 01.07.2023)

Art 67 Afkoop klein partnerpensioen of wezenpensioen bij ingang (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.08.2008, 01.01.2010, geldend 01.01.2023)

Art 68 Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2019, geldend 01.01.2023)

Art 68.1 De pensioenuitvoerder heeft jegens de gewezen partner het recht om een aanspraak op bijzonder partnerpensioen af te kopen indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van art 66 bepaalde bedrag, tenzij dit recht op afkoop in de pensioen-en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten.
Art 68.2 De pensioenuitvoerder die gebruik maakt van het in het eerste lid bedoelde recht informeert de gewezen partner hierover binnen 6 maanden na de melding van de scheiding en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de gewezen partner.
Art 68.3 De pensioenuitvoerder kan na de in het tweede lid bedoelde termijn afkopen indien:
a. de gewezen partner daarmee instemt; en
b. indien de hoogte van het partnerpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag

Artikel 69 Afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen (vanaf 01.01.2007, gewijzgigd 01.08.2008, 01.01.2015,01.01.2017, geldend 01.01.2023

Art 69.5 vervallen.

Art. 69.5. (omgenummerd van 6 naar 5 op 01.07.2023)

Art. 69.6. (omgenummerd van 7 naar 6 op 01.07.2023)

Artikel 70 Begrip en reikwijdte waardeoverdracht (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01/.2011, 01.03.2017, 01.01.2019, 13.01.2019)

Artikel 70a Recht op waardeoverdracht klein pensioen (vanaf 01.01.2019, geldend 01.01.2023)

Artikel 71 Plicht tot waardeoverdracht op verzoek gewezen deelnemer bij wisseling van werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling (vanaf 01.01.2007, gwijzigd 01.08.2008, 01.01.2013, 01.01.2015, 30.05.2015, geldend 01.01.2019)

Artikel 71a Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met afkoop (vanaf 01.01.2011)

Artikel 72 Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met financiële positie pensioenuitvoerder of werkgever (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.08.2008, 01.08.2009, 01.01.2015, geldend 01.01.2019)

Artikel 72a Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met bijbetaling (vanaf 01.01.2013)

Artikel 73 uitzondering op plicht tot waardeoverdracht in verband met datum (vanaf 01.01.2007)

Artikel 74 Herleving van de plicht tot waardeoverdracht bij wisseling van werkgever of toetreding tot een beropespensioenregeling (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 20.12.2016, geldend 01.01.2015)

Artikel 75 Bevoegdheid tot waardeoverdracht op verzoek gewezen deelnemer ....(vanaf 01.01.2007, gewijzigd ...., geldend 30.05.2015)

Artikel 76 Plicht tot waardeoverdracht op verzoek deelnemer ....... (vanaf 01.01.2007, geldend 01.08.2008)

Artikel 76.5 en 76.6 vervallen

Artikel 77 Herleving van de plicht ...... (vanaf 01.01.2007)

Artikel 78 Bevoegdheid tot waardeoverdracht .... (vanaf 01.01.2007, geldend 01.08.2008)

Artikel 78a Bevoegdheid waardeoverdracht op verzoek van gewezen deelnemer .... (vanaf 01.01.2015)

Artikel 79 Plicht tot waardeaanwending bij keuzerecht of keuzemogelijkheid ( vanaf 01.01.2007. gewijzigd 01.08.2008, geldend 01.09.2016)

Artikel 79.1. De pensioenuitvoerder is verplicht om op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer de waarde van diens pensioenaanspraken aan te wenden in het kader van het keuzerecht overeenkomstig de artikelen 10c, 60, 61 en 61a. (gewijzigd 01.07.2023)

Artikel 80 Waardeoverdracht door pensioenfondsen bij bereiken pensioendatum .... (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ..., geldend 01.09.2016)

Artikel 80.1 80.2. 80.3. wordt als volgt gewijzigd op 01.07.2023

Artikel 81 Verplichting tot waardeoverdracht voor verzekeraars bij pensioendatum (vanaf 01.01.2008, gewijzigd ..., geldend 28.07.2009)

Artikel 81.1 en 81.2 wordt als volgt gewijzigd op 01.07.2023

Artikel 81a Verplichting tot waardeoverdracht voor premiepennsioeninstellingen ... (vanaf 01.01.2011, geldend 01.09.2016)

Artikel 81a.1 en 81a.2 en 81a.3 wordt als volgt gewijzigd op 01.07.2023

Artikel 82 Overdracht pensioenkapitaal op pensioendatum (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ... , geldend 28.07.2009)

Art 83 Bevoegdheid tot collectieve waardeoverdracht (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ...., geldend 01.03.2018)

Art 83.1 De pensioenuitvoerder is op verzoek van de werkgever of, bij bedrijfstakpensioenfondsen, de partijen die de pensioenregeling zijn overeengekomen bevoegd tot collectieve waardeoverdacht indien:
a. ....
b. ....
c. .....
d. .....

Art 83.2 Bij een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in het eerste lid wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de gewezen partners hebben geen bezwaren jegens de pensioenuitvoerder kenbaar gemaakt tegen de waardeoverdracht nadat zij over het voornemen zijn geinformeerd. (gewijzigd 01.07.2023)

Art. 83.3. (omgenummerd van 7 naar 3 op 01.07.2023)

Art. 83.4. (omgenummerd van 8 naar 4 op 01.07.2023)

Toelichting: Gewezen partners hoeven alleen geinformeerd te worden als de aanspraken op bijzonder partnerpensioen ook worden overgedragen.

Artikel 84 Verplichting tot collectieve waardeoverdracht bij liquidatie van de pensioenuitvoerder

In artikel 84 vervallen het derde, vierde en vijfde lid, onder vernummering van het 6e en 7e lid tot het 3e en 4e lid op 01.07.2023

Artikel 85 Plicht tot waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat ..... (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ..., geldend 01.03.2018)

Artikel 86 Plicht tot ...... (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ....., geldend 01.01.2023)

Artikel 87 Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan en andere instelling (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ..., geldend 01.03.2018)

Artikel 88 Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan en andere pensioeninstelling uit een andere lidstaat (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ..., geldend 01.03.2018)

Artikel 89 Bevoegdheid ...... (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ..., geldend 01.03.2018)

In artikel 89, aanhef, wordt “een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst” vervangen door “een flexibele premieovereenkomst of een premie-uitkeringsovereenkomst” en wordt “aan de in artikel 80 opgenomen voorwaarden” vervangen door “aan de in de artikelen 80, 81 of 81a opgenomen voorwaarden”.

Artikel 90 Collectieve waardeoverdracht ........ (vanaf 01.01.2007)

Artikel 90a Collectieve waardeoverdracht ........ (vanaf 13.01.2019)

Artikel 91 Verplichting tot medewerking aan inbreng van waarde (vanaf 01.01.2007, geldend 01.08.2008)

Artikel 92 Bevoegdheid tot medewerking aan inbreng van waarde (vanaf 01.01.2007, geldend 01.08.2008)

Artikel 92a Medewerling aan collectieve waardeoverdracht ...... (vanaf 13.01.2019)

Hoofstuk 4.4 Rechten van de pensioenuitvoerder in het kader van de uitvoering (vanaf 01.01.2007)

Artikel 93 Informatie uit de gemeentelijke basisadminstratie persoonsgegevens (vanaf 01.01.2007)

Inlichtingen uit de basisregistratie personen en inlichtingen en uittrekseld uit de registers van de birgerlijke stand, die de pensioenuitvoerder nodig heeft het oog op de uitvoering van zijn taak, zijn vrij van leges (vanaf 01.01.2007, geldend 06.01.2016)

Artikel 94 Burgerservicenummer (vanaf 01.01.2007, gewijzgd ...., geldend 06.01.2016)

Hoofdstuk 4.5 Overige bepalingen ( vanaf 01.01.2007, geldend 01.01.2011)

Artikel 95 Voorwaardelijke toeslagverlening ( vanaf 01.01.2007, gewijzigd ....., geldend 11.04.2018)

Art 95.1 Bij voorwaardelijke toeslagverlening door een verzekeraar dient er een consistent geheel te zijn tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen.

art. 95.2. Bij regeling van Onze Minister wordt invulling gegeven aan de consistentie bedoeld in het eerste lid.

art 95.3. Een toeslag is alleen voorwaardelijk indien in de pensioenovereenkomst, de uitvoeringsovereenkomst, het pensioenreglement, de opgaven op grond van artikel 21, 38 tot en met 46a alsmede in de overige, persoonlijke, informatieverstrekking over toeslagverlening door de pensioenuitvoerder een voorwaardelijkheidsverklaring is opgenomen.

Artikel 96 Informatie in bestuursverslag over dwangsommen en bestuurlijke boeten (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ..., geldend 01.11.2015)

Artikel 97 Deelneming tijdens detachering (vanaf 01.01.2007)

Artikel 98 Overlijden ten gevolge van een uitgesloten oorzaak (vanaf 01.01.2007)

Artikel 98a Uitvoering buitenlandse pensioenregeleing (vanaf 01.01.2011)

Hoofdstuk 5 Algemene bepalingen met betrekking tot pensioenfondsen (vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 5.1 Pensioenfondsen algemeen (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ...., geldend 01.01.2016)

Artikel 99 tot en met 114 -

Artikel 102a wordt als volg gewijzigd 01.07.2023
Artikel 104 wordt alds volgt gewijzgd 01.07.2023
In artikel 112a wordt een artikel ingevoegd, luidende artikel 112b Fusie of splitsing pensioenfonds 01.07.2023

Hoofdstuk 5.2 Verantwoordingsorgaan en belanghebbendenorgaan (vanaf 01.01.2007, geldend 01.07.2014)

Artikel 115 tot en met artikel 115h

Artikel 115a derde lid wordt als volgt gewijzgd
Artikel 115c wordt als volgt gewijzgd

 

Hoofdstuk 5.3 Taakafbakening (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ...., geldend 13.01.2019)

Artikel 116 Verbod van nevenactiviteiten (vanaf 01.01.2007)

Artikel 117 Uitvoering vrijwillige pensioenregeling (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2015, geldend 01.01.2016)

Artikel 117a Uitvoering nettopensioen door pensioenfonds (vanaf 01.01.2015)

Artikel 118 en 119 zijn met ingang van 01.07.2023 vervallen.

Artikel 120 Eisen premieovereenkomsten ( vanaf 01.01.2007)

Artikel 120.2. wordt als volgt gewijzgd 01.07.2023

Artikel 121 Vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds (vanaf 01.01.2007)

Artikel 121a Uitbreiding werkingssfeer verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds ( vanaf 01.01.2016)

Artikel 122 tot en met 125

Artikel 123 wordt als volgt gewijzgd 01.07.2023

Artikel 125a wordt als volg gewijzgd 01.07.2023

Hoofdstuk 6 Financieel toetsingskader inzake pensioenfondsen (vanaf 01.01.2007, gewijzigd .... , geldend 13.01.2019)

Artikel 126 t/m 133

Artikel 126 vervalt 01.07.2023
Artikel 129 wordt als volgt gewijzigd 01.07.2023
Artikel 129 wordt als volgt gewijzgd 01.07.2023
Artikel 130 en 130a vervallen

Art 134 Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten door pensioenfonds (vanaf 01.01.2007, gewijzigd ..., geldend 13.01.2019)

Art 134.1 Een pensioenfonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 gestelde eisen ten aanzien van he vereist eigen vermogen;
b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of 132 zonder dat de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139.

Art 134.2 Een pensioenfonds informeert de deelnemers , gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever onverwijld schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.

Art 134.3 De vermindering , bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst drie maanden nadat de pensnioengerechtigden hierover geïnformeerd zijn en een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, werkgever en toezichthouder hieorver zijn geïnformeerd, worden gerealiseerd.

Art 135.4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 135 Eisen ten aanzien van beleggingen ( vanaf 01.11.2015)

Art.135.1. Een pensioenfonds voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudent-person-regel en met naem gebaseerd is op de volgende uitgenagspunten:
a.
b.
c.

Art 135.4. Een pensioenfonds vermeld in zijn bestuurdverslag op welke wijze in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen.

Artikel 136 Leningen (vanaf 01.01.2007)

Artikel 137 Voorwaardelijke toeslagverlening (vanaf 01.01.2007, geldend 01.01.2015)

Artikel 137

Artikel 138 Herstelplan (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.01.2015, geldend 11.04.2018)

Artikel 139 Actualisatie herstelplan (vanaf 01.01.2007, geldend 01.01.2015)

Artikel 140 tot en met artikel 150

Hoofdstuk 7 Overdracht, verzekering of onderbrenging bij eindigen pensioenregeling (vanaf 01.01.2007)

Hoofstuk 7.1 De toezichthouder (vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 7.2 (vanaf 01.01.2007, vervallen 01.01.2013)

Artikel 154 tot en met artikel 162 vervallen.

Hoofdstuk 7.3 Bevoegdheden Onze Minister (vanaf 01.01.2007, gelden 01.01.2015)

Artikel 163 tot en met 166a

Hoofdstuk 7.4 Handhaving (vanaf 01.01.2007)

Hoofdstuk 7.4.1 Algemeen - in Nederland zetel hebbende pensioenuitvoerders (vanaf 01.01.2007, geldend 13.01.2019)

Artikel 167 tot en met 176

Artikel 177 tot en met 183 vervallen

Artikel 184 Schorsende werking bij bestuurlijke boete (vanaf 01.01.2007, geldend 01.07.2009)

Artikel 185 Openbaarmaking bestuurlijke sancties (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.07.2009, geldend 13.01.2019)

Artikel 186 en 187 vervallen

Artikel 188 Mogelijkheid van openbaarmaking (vanaf 01.01.2007. gewijzigd 01.10.2018, geldend 13.01.2019)

Artikel 189 tot en met 191

Artikel 7.4.2. Vergunningverlening en toezicht grensoverschrijdende activiteiten van in Nederland zetel hebbende pensioenfondsen
(vanaf 01.01.2007)

Artikel 192 tot en met 198

Hoofdstuk 7.4.3 Toezicht grensoverschrijdende activiteiten van in Nederland zetel hebbende pensioenfondsen (vanaf 01.01.2007)

Artikel 199 tot en met 202

Hoofdstuk 7.5 Overige taken en bevoegdheden (vanaf 01.01.2007, gewijzigd 01.07.2012, geldend 13.01.2019)

Artikel 203 tot en met 213

Hoofdstuk 7.6 Overige bepalingen (vanaf 01.01.2007)

Artikel 214 Informatievoorzienig Staten-Generaal

Artikel 215 Strafrechtelijke sanctionering

Artikel 215.1. Overtreding van de artikelen 23, 112, tweede en derd lid, 167, 169, 170, eerste tot en met vierde lid, en 172, vijfde lid, onderdeel a, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie. Overtreding van artikel 171, eerste lid, wordt gestraft met een geldboete van de vierde categorie.

Hoofdstuk 8 Gerechtelijke procedures (vanaf 01.01.2007)

Hoofstuk 8.1 Burgerrechtelijke geschillen (vanaf 01.01.2007)

Artikel 216 Burgerrechtelijke geschillen in het algemeen ( vanaf 01.01.2007)

Artikel 217, art 218 vervalllen, artikel 219

Hoofdstuk 8.2 en artikel 220 zijn vervallen

Hoofdstuk 9 Overige- en slotbepalingen ( vanaf 01.01.2007, gewijzigd ...., geldend 13.01.2019)

Artikel 220a tot en met 223

Terug naar: PensioenScheiden of Pensioenweetjes

Laatstelijk aangepast: 17 januari 2023