Regeling voorwaarden pensioentoezeggingen aan direct en indirect grootaandeelhouders
Regeling van 23 december 1994 , Stcrt 251, zoals deze regeling is gewijzgd bij de Regeling van 11 december 2000, Stcrt 242
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelet op artikel 2, derde llid, onderdeel c, van de Pensioen- en spaardondsenwet; Gezien het advies van de Verzekeringskamer; besluit
(inleidende opnerkingen)
Noot: Op grond van artikel 2, lid 1 PSW dient een werkgever de aan zijn werknemer(s) gedane pensioentoezegging extern te verzekeren, Dit wordt ook wel 'de externe verzekeringsverplichting' genoemd. in artikel 2, lid 3 PSW is echter een aantal situaties opgesomd waarin deze verplichting niet geldt. Een belangrijke uitzondering is de pensioentoezegging aan de (groot)aandeelhouder. Deze toezegging mag onder de in artikel 2, lid 3, onderdeel c PSW genoemde voorwaarden worden verzekerd door de eigen vennootschap. Indien de eigen vennootschap optreedt als verzekeraar van de 'pensioentoezegging' wordt dit ook wel 'pensioen in eigen beheer' genoemd. Naast de voorwaarden in artikel 2 lid 3 onderdeel c PSW worden in deze regeling nadere voorwaarden aan pensioen in eigen beheer gesteld.
(definities)
In deze regeling wordt verstaan onder
a. wet: Pensioen en spaarfondsenwet
b. toezegging: de in artikel 2, derde lid, onderdeel c, van de wet bedoelde toezegging
c. vennootschap; de naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
d. persoon: de aan de onderneming van de vennotschap verbonden persoon, aan wie de pensioentoezgging is gedaan.
1. Wet (sub a)
Noot: Waar in deze regeling wordt gesproken over 'de wet' wordt bedoeld de "PSW" (Stb. 1952, 275)
2. Toezegging in de zin van art. 2 lid 3, onderdeel c van de wet (sub b).
a)
Uitzondering op de externe verzekeringsverplichting.
Noot: In artikel 2, lid 1 PSW is vastgelegd dat indien een werkgever een pensioentoezegging doet aan een personen die zijn verbonden aan zijn onderneming, hij verplicht is de pensioentoezegging extern te verzekeren. De bevoegde pensioenuitvoerders zijn de aan ondernemiingen verbonden ondernemingspensioenfondsen, bedrijfstakpensioenfondsen en professionele verzekeringsmaatschappijen die in het bezit zijn van de ingevolge art. 24, lid 1 Wtv 1993 vereiste vergunning of hebben voldaan aan de ingevolge de art. 37 of 38 Wtv 1993 vereiste procedure met betrekking tot een bijkantoor in Nederland of die hebben voldaan aan de vereiste procedure als bedoeld in arti. 111, lid 1, onderdelen a tot en met c, of lid 2, 113, lid 1 of lid 4, 116, lid 1 onderdelen a tot en met 2, of lid 3, of 118, lid 2 of lid 5 Wtv 1993, indien het de aldaar bedoelde dienstverrichting aan Nederland betreft. Op deze hoofdregel bestaat een aantal uitzonderingen. Zo is de verplichting tot het extern verzekeren van de pensioenregeling op grond van artikel 2, lid 3, onderdeel c , PSW niet van toepassing op een toezegging welke een werkgever , zijnde een N.V. of een B.V. doet aan een aan zijn onderneming verbonden persoon, die houder of indirecht houder is van aandelen, welke ten minste een tienede gedeelte van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen en ten opzichte van de werkgever er schriftelijk mee heeft ingestemd dat de toezegging niet overeenkomstig art.2 lid 1 PSW wordt ingevoerd, zulks indien en voor zolang aan de voorwaarden wordt voldaan en de toezegging voldoet aan de in deze regeling vastgestelde nadere regels. Er zijn in de literatuur verschillende meningen over de interpretatie van de eerste zin van artikel 2, lid 3 onderdeel c PSW etc.
b) Aandelenbelang
c) Schriftelijke instemming
Noot: De PSW stelt geen formele eisen aan de wijze waarop een onderneming een pensioentoezegging doet. Een schriftelijke vastlegging van de toezegging is op grond van de PSW dan ook niet noodzakelijk. Aan de pensioentoezegging van de grootaandeelhouder wordt evenwel de eis van schriftelijke vastlegging gesteld. In de praktijk zal deze vastlegging geschieden in een zogeheten pensioenbrief. Hierin zijn onder meer de pensioenaanspraken van de grootaandeelhouder vastgelegd. De pensioenbrief dient zowel te worden ondertekend door de werkgever als door de grootaandeelhouder. Hierin zijn onder meer de pensioenaanspraken van de grootaandeelhouder vastgelegd. De pensioenbrief dient zowel te zijn ondertekend door de werkgever als door de grootaandeelhouder. Door ondertekening van de pensioenbrief geeft de grootaandeelhouder instemming aan het in eigen beheer verzekeren van zijn pensioentoezegging. Bij besluit van 11 juni 2003, nr CPP2003/1500 M heeft de Belastingdienst een aantal modelpensioenregelingen gepubliceerd, die voldoen aan de (fiscale) eisen die de Wet fiscale behandeling van pensioenen stelt. Dit besluit is in deze bundel als bijlage opgenomen.
3. Vennootschap (sub c)
Noot:Het vennootschapsrecht in enge zin vindt zijn grondslag in Boek 2 BW.
4. Aan een onderneming verbonden persoon (sub d)
Noot:Dit criterium is nader gedefinieerd in het Besluit pensioentoezegging (Stb, 1997, 36). op grond van art 1 Besluit pensioentoezegging dient er sprake te zijn (geweest) van een arbeidsverhouding tussen de werkgever en de aan zijn onderneming verbonden persoon. Dit ruime criterium impliceert dat de werkgever niet alleen aan werknemers een pensioentoezgging kan doen maar aan een ieder die werkzaamheden ten behoeve van de onderneming verricht, bijvoorbeeld aan commissarissen van een vennootschap of aan flexibele arbeidsrelaties.
(Aanvullende voorwaarden voor pensioenopbouw in eigen beheer)
Artikel 2. Het bepaalde in artikel 2, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op een toezegging, indien aan de volgende bepalingen wordt voldaan.
1. Er wordt een bedrag gereserveerd, dat voldoende is te achten om de uit de toezegging voortspuitende verplichtingen na te komen, op de balans van één van de volgende rechtspersonen:
a. de vennootschap, die de pensioentpoezegging doet;
b. de vennootschap, waarvan de aandelen worden gehouden door de persoon, welke aandelen direct of indirect ten minste een tiende gedeelte vertegenwoordigen van het geplaatste kapitaal van de vennootschap die de toezegging doet;
c. de rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die in elk geval de uitvoering van een toezegging tot doel heeft en die geen fonds is dat ingevolge de wet aan het toezicht van de Pensioen- & Verzekeringskamer is onderworpen
2.De betrokken persoon verkrijgt, wanneer hij ophoudt aan de onderneming van de vennootschap verbonden te zijn anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtsigde leeftijd, ten minste aanspraken overeenkomstig artikel 8 van de wet;
3. Voor zover de toezegging weduwen- of weduwnaarspensioen omvat, vindt in geval van beëindiging van het huwelijk van de betrokken persoon door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tefel en bed, artikel 8a van de wet overeenkomstige toepassing;
4. Voor zover de toezegging weduwen- of weduwnaarspensioen omvat vindt artikel 8c van de wet overeenkomstige toepassing.
Noot: Ingeval de toezegging voorziet in een weduwe- of weduwnaarspensioen is het op grond van art.8c PSW niet mogelijk deze pensioenen zonder de instemming van de echtgenoot of geregistreerde partner bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer en het pensioenfonds of de werkgever te verminderen. Tevens kan de aanspraak op ouderdomspensioen van een (gewezen) deelnemer zonder toestemming van diens echtgenoot of geregisteerde partner worden verminderd, tenzij de (ex)echtgenoten of geregisteerde partners het recht op pensioenverevening op- grond van de WVPS (Stb 1994,342 hebben uitgesloten.
Artikel 3. Deze regeling wordt aangehaald als : Regeling van voorwaarden voor pensioentoezeggingen aan direct- en indirect-grootaandeelhouders.
Noot: Met deze regeling heeft de Minster van SZW uitvoering gegeven aan de in art. 2 lid 3, onderdeel c, ten 2e PSW opgenomen mogelijkheid bij ministeriële regeling nadere regels vast te stellen.
(Oud recht)
Artikel 4. De regeling van voorwaarden voor pensioentoezeggingen aan direct- en indirect-grootaandeelhouders die is vastgesteld op
15 juli 1994, nr. SZ/DSV/P/94/3025 (Stcrt.1994, 136) wordt ingetrokken.
Noot: In de fiscale praktijk was het tot 1 januari 1995 niet relevant of een pensioenregeling voldeed aan de PSW. Per 1 januari 1995 heeft de Brede Herwaardering II een koppeling gelegd tussen een fiscaal gefaciliëerde pensioenopbouw en het voldoen aan de PSW. Een aantal van de in 15 juli 1994 opgenomen vrijstellingseisen van de verzekeringsplicht was echter niet afgestemd op de fiscale praktijk. Als voorbeelden kunnen worden genoemd de eis dat het pensioenlichaam uitsluitend de uitvoering van de toezegging tot taak moet hebben en de omschrijving van het (in)direct (10%)-houderschap van de aandelen inde pensioentoezeggende vennootschap. Dit betekende dat de in eigen beheer ondergebrachte pensioenregelingen die niet voldeden aan de vrijstellingseisen niet waren vrijgesteld van de verzekeringsplicht en daardoor fiscaal onzuiver dreigde te worden, met als gevolg dat de (fictieve) pensioenaanspraken voor de loonbelasting progressief zouden worden belast. Deze problematiek is in belangrijke mate opgelost door vervanging van de regeling van 15 juli 1994 door de onderhavige regeling.
Artikel 5. Deze regeling treedt in weking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Noot: De regeling is in werking getreden op 1 januari 1995.
Laatstelijk aangepast: 21 april 2020
Terug naar: PensioenScheiden of Pensioenweetjes