Laatstelijk aangepast: 06-07-2014
Welke pensioensystemen zijn er:
- Pensioenbasissystemen ook wel genoemd ......................
- Premiebasissystemen ook wel genoemd .................
- Dagafhankelijke regelingen
- Loonafhankelijke regelingen
Is een regeling waarbij de pensioentoezegging een bedrag per week, maand of jaar is.
Loonafhankelijke regelingen:
- Beschikbare premieregeling (Defined Contribution regeling of premiebasisregeling)
- Middelloonregeling (Defined Benefit regeling of pensioenbasisregeling)
- Eindloonregeling (Defined Benefit regeling of pensioenbasisregeling)
- Eindloonregeling gemitigeerd (Defined Benefit regeling of pensioenbasisregeling)
Onderstaand hanteer ik overwegend een percentage van 1 3/4% per dienstjaar. Het gaat hier slechts om een voorbeeld.
Beschikbare premieregeling (premieovereenkomst):
Is een regeling waarbij de pensioentoezegging bestaat uit een % van de pensioengrondslag.
Tegenover de beschikbare premie wordt op mutatiedatum een aanspraak op pensioen gezet.
Middelloonregeling( uitkeringsovereenkomst):
Is een regeling waarbij de pensioentoezegging een percentage per dienstjaar is van de van de voor dat jaar geldende pensioengrondslag welke op 1/1 van dat jaar geldt.
Anders gezegd: het is de som van x% van alle pensioengrondslagen vanaf datum in dienst tot aan de pensioendatum.
Eindloonregeling ook wel genoemd Finalpayregeling(uitkeringsovereenkomst):
Is een regeling waarbij de toezegging een percentage per dienstjaar is van de pensioengrondslag, veelal per 1/1 van het jaar waarin de werknemer met pensioen gaat.
Eindloonregeling gemitigeerd of beperkt (uitkeringsovereenkomst):
Is een combinatie van een eindloonregeling en bijvoorbeeld een middelloonregeling, waarbij veelal sprake is van eindloon tot de 55- of 60-jarige leeftijd en daarna middelloon al dan niet beperkt.
Financieringssystemen
In de vorm van:
beleggingen (aandelen en obligaties)
jaarpremiesystemen
inkoopsystemen
kapitaalsystemen
Beleggingen (aandelen en obligaties)
Een uniforme wijze van verdeling is niet gewaarborgd door de Wet VPS.
Middelloon. Financiering door middel van jaarpremies:
Bij aanvang: PG x 1 3/4% x (dnj aanvang tot pensioendatum) x premiefactor
Verhoging: (PGnw -/- PGoud) x 1 3/4% x toekomstige dnj mutatiedatum x premiefactor dt mut
Scheiding tot 1 mei 1995, dus op basis van het Boon van Loon arrest: Formeel zou de opbouw op het moment van scheiding 1 3/4 % moeten zijn maal de som van alle pensioengrondslagen vanaf datum aanvang verzekering tot datum scheiding. De som van alle pensioengrondslagen werd door een behoorlijk aantal pensioenuitvoerders in feite niet bijgehouden. Veelal stond in de pensioenreglementen van die tijd vermeld dat de premievrije pensioenaanspraken bepaald werden op basis van de voor en door de werknemer betaalde premies.
Als dat het geval was, zou er best sprake geweest kunnen zijn dat 1 3/4% van de som van de pensioengrondslagen tot het moment van scheiding (of uit diensttreding) meer was dan de premievrije aanspraak op basis van de voor en door werknemers betaalde premies. In feite was er dan sprake van een financieringsachterstand ten opzichte van de toezegging.
Als daar sprake van was is het verschil door uw werkgever nooit volgestort.
NB. Een achterstand in de financiering ingeval sprake was van een eindloonregeling mocht tot datum x op de Verlies- en Winstrekening in mindering worden gebracht. Ik heb mij altijd afgevraagd waarom dat bij een middelloonregeling nooit mocht worden toegepast.
De door uw werkgever toegezegde aanspraken zou u wel eens niet gehad kunnen hebben.
Om de juiste premievrije aanspraken te kunnen bepalen op het moment van scheiding heeft men de tarieven nodig zoals die golden op het moment van scheiding.
Er zijn pensioenuitvoerders die de Boon van Loon berekeningen uitvoeren op basis van de tarieven zoals deze gelden op het moment van de aanvraag (nu bijvoorbeeld). Als dat het geval is worden de premievrije aanspraken op het moment van scheiding niet juist vastgesteld. Immers de standpremie op het moment van scheiding is gebaseerd op de tarieven op het moment van scheiding. De pensioenverrekening tussen beide partners wordt niet juist uitgevoerd.
Eindloon. Financiering door middel van jaarpremies:
Bij aanvang en wijziging van de PG geldt dat de aanspraak als volgt bepaald wordt:
(PGnw -/- PGoud) x 1 3/4% x (dnj aanvang diensttijd tot pensioendatum)
De uitkomst werd vermenigvuldigd met de premiefactor op de berekeningsdatum
Tot 1 augustus 1987 gold ook voor de eindloonsystemen dat de premievrije pensioenaanspraken ingeval van uitdiensttreding bepaald werden op basis van de voor en door werknemer betaalde premies (ook wel bekend als de maximum rendementsmethode )
Eerst met ingang van 1 augustus 1987 is in de Pensioen- en SpaarfondsenWet opgenomen dat de deelnemer recht heeft op minimaal een evenredig afgefinancierd pensioen. Mochten de aanspraken gebaseerd op de voor en door werknemer betaalde premies hoger zijn, dan een recht evenredig pensioen, dan wordt de aanspraak toch niet verminderd. In dat geval is de premievrije aanspraak op pensioen dus hoger, dan hetgeen door de werkgever aan pensioen is toegezegd.
Eindloon. Financiering door middel van een jaarlijks inkoopsysteem.
Bij aanvang en wijziging van de PG geldt dat de aanspraak als volgt bepaald wordt:
(PGnw -/- PGoud) x 1 3/4% x (dnj aanvang diensttijd tot pensioendatum)
De jaarlijkse inkoop vond plaats op basis van het 65-x systeem:
Ingekocht werd: (Totale aanspraak -/- reeds opgebouwd) : toekomstige diensttijd.
Het nabestaandenpensioen werd op dezelfde wijze gefinancierd, met dien verstande dat na de jaarlijkse inkoop het verschil tussen de totale aanspraak en de opgebouwde aanspraak weggezet werd tegen een éénjarige risicopremie.