PensioenWet. Wet van 7 december 2006, zoals deze wet laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 18 juli 2009, Stb 327.
Hoofdstuk 1 Definities en toepassingsgebied
Hoofdstuk 1.1 Begripsbepalingen
Artikel 1 Definities
Beëindiging van de deelneming: het beëindigen van de pensioeverwerving op basis van een pennsioenovereenkomst anders dan door:
a. het overlijden van de deelnemer; of
b. het ingaan van het ouderdomspensioen
Bijzonder partnerpensioen: de aanspraak op partnerpensioen die op grond van artikel 57, eerste, tweede of derde lid, verkregen wordt door de gewezen partner.
Gedetacheerde werknemer:
Gepensioneerde: Pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
Gewezen deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens een pensioenuitvoerder;
kapitaalovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgesteld kapitaal dat uiterlijk op de penisoendatum wordt omgezet in een vastgestelde of variabele pensioenuitkering
nabestaandenpensioen: partnerpensioen of wezenpensioen
ondernemingspensioenfonds: een pensioenfonds verbonden aan een onderneming of groep
Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
partner: echtgenoot, geregistreerde partner of partner in de zin van de pensioenovereenkomst
partnerpensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor de echtgenoot, de geregistreerde partner of de partner, de gewezne echtgenoot, de gewezen geregisteerde partner of de gewezen partner wegens het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer;
partnerrelatie: huwelijk, geregistreerd partnerschap of partnerrelatie in de zin van de pensioenovereenkomst
pensioen: ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen of nabestaandenpenisoen, zoals tussen werkgever en werknemer overeengekomen
pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardeljke toeslagverlening
pensioenbewaarder: de pensioenbewaarder, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht
pensioeneenheid: eenheid van deelname in een beleggingsportefeuille, waarbij de waarde fluctueert met de koersontwikkeling van deze portefeuille en eventueel met de ontwikkeling van de levensverwachting
pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan
pensioenovereenkomst: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen woorwaardelijke toeslagverlening
pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening
pensnioenregeling
pensioenreglement
pensioenuitvoerder
premieovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde premie die uiterlijk op de pensioendatum wordt omgezet in een vastgestelde of variabele pensioenuitkering
risicovrije rente: de door De Nederlandse Bank N.V. gepubliceerde actuele rentetermijnstructuur
scheiding: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beeindiging van een geregistreerd partnerschap
toeslag: een verhoging van:
a. een pensioenrecht
b. een pensioenaanspraak van een gewezen deelnemer, mits die verhoging bij een kapitaalovereenkomst niet voortvloeit uit rente- of winstdeling of bij een premieovereenkomst niet voortvloeit uit behaald beleggingsrendement
c. een pensioenaanspraak van een deelnemer op grond van een uitkeringsovereenkomst gebaseerd op het middelloonstelsel of gebaseerd op een vastbedragenregeling, mits de verhoging geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van de pensioenovereenkomst; of
d. een pensioenaanspraak van een gepensioneerde ten behoeven van zijn partner
toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of de Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151
Artikel 2 Nadere bepalingen definities
Hoofdstuk 1.2 Toepassingsgebied van de wet
Artikel 3. Gedeeltelijke toepasselijkheid bij personen, niet zijnde werknemer of werkgever, die onder de werkingssfeer van een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds vallen
Art 4 Gedeeltelijke toepasselijkheid bij pensioenverevening (miv 01.01.2007)
Op een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verevening gerechtigde echtgenoot of geregistreerde partner op grond van artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding verwerft, zijn de artikelen 58 en 61 niet van overeenkomstige toepassing en zijn de artikelen 71 tot en met 74, 78 tot en met 80 en 85 tot en met 89 van overeenkomstige toepassing indien de pensioenregeling daarin voorziet.
Toelichting: In het geval van conversie krachtens art 5 van de Wet VPS verandert de bestemming van (een deel van ) het ouderdomspensioen. Op de pensioenaanspraak zijn in beginsel alle bepalingen van de Pensioenwet van toepassing. Het ouderdomspensioen of een deel daarvan mag niet omgezet worden door de vereveningsgerechtigde in partnerpensioen.
Het pensioen mag eveneens niet overgedragen worden naar een andere verzekeraar.
Art. 5 Relatie met verzekeringsovereenkomsten
Art. 6. Relatie met Wet op het financieel toezicht
Hoofdstuk 2 Pensioenovereenkomst
Hoofdstuk 2.1 De totstandkoming van een pensioenovereenkomst
Artikel 7 informatie aan werknemer en aanbod pensioenovereenkomst
art 7.1 De werkgever informeert de werknemer binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden schriftelijk of elektronisch of hij de werknemer al dan niet een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst doet, en zo ja, binnen welke termijn het aanbod wordt gedaan en wie de pennsioenuitvoerder is
Artikel 8 Bescherming deeltijder en jonge werknemer
Bij de vaststelling van aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen worden aan werknemers die minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam zijn, pensioenaanspraken verleend naar evenredigheid van de pensioenaanspraken die ingeval van een volledige arbeidstijd zouden zijn verkregen.
Artikel 9 Pensioenovereenkomst bij overgang van onderneming
Hoofstuk 2.2 Inhoud pensioenovereenkomst
Artikel 10 Karakter pensioenovereenkomst
De pensioenovereenkomst houdt in
a. een uitkeringsovereenkomst
b. een kapitaalovereenkomst
c. een premieovereenkomst
Artikel 10a: Uitkering bij kapitaalovereenkomst en premieovereenkomst
Artikel 11: Uitkering, kapitaal of premie
Artikel 12 Betalingsvoorbehoud
Artikel 13 Verlenen van toeslagen
In de pensioenovereenkomst wordt bepaald of er toeslagen worden verleend en, zo ja, wat het ambitieniveau is en welke voorwaarden gelden bij de toeslagverlening.
Toelichting: De wettelijke term voor indexatie wordt toeslag genoemd.
Overgangsrecht: Dit artikel is voor pensioenfondsen op 1 januari 2008 en voor verzekeraars op 1 januari 2009 in werking getreden.
Artikel 14 Beperking onderscheid naar leeftijd bij verwerving en aanbod
Art 14.1. Het verwerven van pensioenaanspraken op basis van een pensioenovereenkoimst begint uiterlijk op de 21-jarige leeftijd van de werknemer of op de latere datum van indiensttreding, tenzij het een ouderdomspensioen betreft dat uitsluitend voorziet in een uitkering tot het bereiken van de pensioengerechtsigde leeftijd, bedoel in artikel 7a, eerste lid van de Algemene Ouderdomspwet, of tot het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen
Art 14.2. Het in het eerste lid genoemde tijdstip waarop de verwerving begint kan, indien in de pensioenovereenkomst is voorzien in een wachttijd of drempelperiode, .....
Artikel 15 Nadere eisen ouderdomspensioen
Art 16 Nadere eisen partnerpensioen
Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een partnerpensioen ten behoeve van een partner met wie de deelnemer niet gehuwd is, noch een geregistreerd partnerschap heeft, gelden voor deze partner ten aanzien van de vaststelling van het partnerpensioen dezelfde rechten en plichten als voor een gehuwde of geregistreerde partner
Toelichting: In de praktijk worden soms strengere eisen gesteld, zoals een notarieel verleden samenlevingskontrakt. Op basis van deze wet hoeft deze eis niet gesteld te worden.
Art 17 Evenredige verwerving pensioenaanspraken
De verwerving van pensioenaanspraken in het kader van een uitkeringsovereenkomst of een kapitaalovereenkomst vindt gedurende de deelneming ten minste evenredig in de tijd plaats.
Artikel 18 Behoud aanspraken bij verlaging pensioengevend salaris
Art 41 Verstrekken informatie aan gewezen partner bij scheiding (miv 0.01.2008)
Art 41.1 De pensioenuitvoerder verstrekt degene die gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen:
a. een opgave van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen
b. informatie over toeslagverlening
c. informatie die voor de gewezen partner van specifiek belang is
Art 41.2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.
Toelichting: In de Memorie van Toelichting wordt vermeld dat indien geen aanspraak ontstaat omdat op risicobasis gefinancierd is, daarover wel informatie verstrekt wordt.
Art 42 Verstrekken informatie aan gewezen partner periodiek (miv 01012008)
Art 42.1 De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen partner wordt ten mnste één keer in de 5 jaar:
a. een opgave van zijn opgebouwde aanspraak op partnerpensioen op grond van artikel 41; en
b. informatie over toeslagverlening
Art 42.2 De pensioenuitvoerder informeert de gewezen partner binnen 3 maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over de wijziging.
Art 42.3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.
Art 46 Informatie op verzoek (het artikel is gefaseerd in werking getreden)
Art 46.1 De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen partner op verzoek:
a. het voor hem geldende pensioenreglement
b. het jaarverslag en de jaarrekening van de pensioenuitvoerder
c. de uitvoeringsovereenkomst of het uitvoeringsreglement
d. de voor hem relevante informatie over beleggingen en
e. informatie over andere bij algemene maatregel van bestuur te bepalen onderwerpen
Art 46.2 De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezenpartner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is, waaronder een indicatie van het mogelijk te breiken kapitaal op de pensioendatum bij premieovereenkomsten waarbij de premie wordt belegd en een indicatie van de hoogte van de in te kopen periodieke uitkeringen bij aanwending van het mogelijk te bereiken kapitaal bij kapitaalovereenkomsten en premieovereenkomsten.
Art 46.4 De pensioenuitvoerder verstrekt de in het eerste lid bedoelde informatie op verzoek ook aan vertgenwoordigers van gewezen partners
Art 46.5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in dit artikel bedoelde informatie en de wijze waarop deze wordt verstrekt.
Art 51 Pensioenregister
De pensioenuitvoerders richten een pensioenregister in dat uiterlijk op 1 januari 2011 operationeel is.
Art 55 Behoud aanspraak op pensioen bij beëindiging deelneming (zie ook art. 17)
Bij beëindiging van de deelneming behoudt de gewezen deelnemer de tot dat moment opgebouwde aanspraken indien er sprake is van een uitkeringsovereenkomst of een kapitaalovereenkomst. Deze pensioenaanspraak dient volledig gefinancierd te zijn op het moment van beëindiging
Art 57 Behoud aanspraak in geval van scheiding (miv 01.01.2007)
Art 57.1 Indien de partnerrelatie van een deelnemer eindigt door scheiding verkrijgt de gewezen partner van de deelnemer een zodanige aanspraak op partnerpensioen als de deelnemer ten behoeve van die gewezen partner zou hebben behouden indien op het tijdstip van scheiding zijn deelneming zou zijn beeindigd.
Art 57.2 Indien de partnerrelatie van een gewezen deelnemer eindigt door scheiding en de gewezen deelnemer ten behoeve van die partner een aanspraak op pensioen heeft behouden bij beeindiging van de deelneming gaat de aanspraak over op de gewezen partner van de gewezen deelnemer.
Art 57.3 Indien de partnerrelatie van een gepensioneerde eindigt door scheiding en de gepensioneerde ten behoeve van die partner een aanspraak op pensioen heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen, gaat de aanspraak over op de gewezen partner van de gepensioneerde.
Art 57.4 Het eerste, tweede en derde lid vindt geen toepassing indien de partner bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of een schriftelijk overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn slechts geldig indien de pensioenuitvoerder zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken danwel het niveau van de uitkering aan te passen.
Art 57.5 Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits:
a. de pensioenuitvoerder bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
Art 57.6 Indien na toepassing van het eerste of tweede lid de gewezen partner overlijdt voordat de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt, maakt de aanspraak op het partnerpensioen vanaf het moment van overlijden van de gewezen partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de deelnemer of gewezen deelnemer, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor zover dit in de betrokken pensioenregeling is bepaald. (met ingang van 01.01.2015)
Art 58 Gelijke behandeling bij toeslagen
Art 58.1 Indien een ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, wordt het ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die wel gewezen deelnemer is geweest in dezelfde mate verhoogd indien zij indezelfde pensioenregeling hebben deelgenomen.
Art 58.2 Indien een recht op partnerpensioen van de partner van een overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, worden de partnerpensioenrechten:
d. van de gewezen partners met een bijzonder partnerpensioen;
in dezelfde mate verhoogd, mits deze rechten voortvoeien uit een pensioenovereenkomst die gebaseerd is op dezelfde pensioenregeling als die van de overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest
Art 58.3 Indien een ouderdomspensioenrecht wordt verhoogd door middel van een toeslag, wordt de aanspraak op ouderdomspensioen van een gewezen deelnemer die indezelfde pensioenregeling heeft deelgenomen in dezelfde mate verhoogd.
Art 58.4 Indien een aanspraak op partnerpensioen van een gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag , worden de partnerpensioenaanspraken:
van de gewezen partner van de gewezen deelnemer met een bijzonder partnerpensioen;
in dezelfde mate verhoogd, mits deze aanspraken voortvoeien uit een pensioenovereenkomst die gebaseerd is op dezelfde pensioenregeling als die van de gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest
Art 58.5 Bij de verlening van toeslagen wordt geen onderscheid gemaakt tussen partners.
Art 59. Een rechtsvordering tegen een pensioenuitvoerder van het doen van een uitkering verjaart niet.
Art 60 Keuzerecht hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen
Art 60.1 Indien een pensioenregeling op basis van een pensioenovereenkomst voorziet in de opbouw van een ouderdomspensioen en een partnerpensioen, biedt de pensioenregeling aan de deelnemer of gewezen deelnemer met betrekking tot de periode van opbouw vanaf 1 januari 2002, ongeacht zijn burgerlijke staat, het recht in elk geval met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan, inplaats van partnerpensioen te kiezen voor één van de volgende wijzigingen van het ouderdomspensioen:
een hoger ouderdomspensioen
een eerder ingaand ouderdopmspensioen
een hoger en een eerder ingaand ouderdomspensioen
Art 60.2 Het eerste lid is niet van toepassing op de aanspraak op bijzonder partnerpensioen van de gewezen partner
Art 60.7 Het vierde en vijfde lid zijn:
met betrekking tot uitkeringsovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2002 zijn opgebouwd
met betrekking tot premieovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf
1 januari 2005 zijn opgebouwd.
Art 60.9 In afwijking van het zevende lid kunnen het vierde en vijfde lid van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2002 respectievelijk 1 januari 2005 indien dit is overeengekomen in de pensioenovereenkomst.
Art 61 Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen
Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een ouderdomspensioen, heeft de deelnemer of gewezen deelnemer het recht, in plaats van ouderdomspensioen of een deel van het ouderdomspensioen te kiezen voor partnerpensioen in elk geval:
bij beeindiging van het deelnemerschap; en
met ingang van de datum waarop het pensioen ingaat of kan ingaan, waarbij de hoogte van het partnerpensioen maximaal 70% bedraagt van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert.
Art 61.6 De in het eerste lid omschreven mogelijkheid heeft geen betrekking op het deel van een ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet Vereveneing pensioenrechten bij scheiding.
Art 61.7 Indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het tweede lid in het laatste jaar voor de ingang van het ouderdomspensioen is aangeboden, gaat de pensioenuitvoerder over tot het uitruilen van het ouderdomspensioen in partnerpensioen indien:
de pensioenovereenkomst niet voorziet in een aanspraak op partnerpensioen vanaf de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat; en
de deelnemer of gewezen deelnemer gehuwd is of een geregisteerde partnerrelatie heeft.
Art 66 Afkoop klein pensioen bij beeindigde deelneming
Art 67 Afkoop klein partnerpensioen of wezenpensioen bij ingang (na overlijden)
Art 68 Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding (miv 01.01.2007)
Art 68.1 De pensioenuitvoerder heeft jegens de gewezen partner het recht om een aanspraak op bijzonder partnerpensioen af te kopen indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van art 66 bepaalde bedrag, tenzij dit recht op afkoop in de pensioen-en uitvoeringsovereenkomst is bepekrt of uitgesloten.
Art 68.2 De pensioenuitvoerder die gebruik maakt van het in het eerste lid bedoelde recht informeert de gewezen partner hierover binnen 6 maanden na de melding van de scheiding en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de gewezen partner.
Art 68.3 De pensioenuitvoerder kan na de in het tweede lid bedoelde termijn afkopen indien:
a. de gewezen partner daarmee instemt; en
b. indien de hoogte van het partnerpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag
Art 83 Bevoegdheid tot collectieve waardeoverdracht op verzoek werkgever
Art 83.1 De pensioenuitvoerder is op verzoek van de werkgever bevoegd tot collectieve waardeoverdacht.
Art 83.2 Bij een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in het eerste lid wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de gewezen partners hebben geen bezwaren jegens de pensioenuitvoerder kenbaar gemaakt tegen de waardeoverdracht nadat zij over het voornemen schriftelijk zijn geinformeerd.
Toelichting: Gewezen partners hoeven alleen geinformeerd te worden als de aanspraken op bijzonder partnerpensioen ook worden overgedragen.
Art 134 Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten door pensioenfonds
Art 134.1 Een pensioenfonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 gestelde eisen ten aanzien van he vereist eigen vermogen;
het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of 132 zonder dat de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzindering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139.
Art 134.2 Een pensioenofnds informeert de deelnemers , gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijkover het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
Art 134.3 De vermindering , bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen delenemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Art 135.4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.