Rekenrente

Voordat de Nederlandsche Bank omstreeks 2007 bedacht dat voor het bepalen van de toekomstige verplichtingen van pensioenverzekeraars rekening gehouden moest worden met de actuele marktrentes, werd door de Nederlandse pensioenverzekeraars gewerkt met een vaste rekenrente van 4%.

Vanaf de jaren '60/'70 was veelal sprake van een veel hoger jaarlijks rendement. Gemiddeld bedroeg dit rendement 6 a 7%. Deze hogere rendementen werden teruggegeven in de vorm van rentekortingen die over een periode van 10 jaar contant gemaakt werden en konden oplopen tot soms wel 30% op jaarbasis. Tevens kon sprake zijn van overrentekorting. ( % van het positieve verschil van de aanwezige reserve verminderd met het totaal van de betaalde premies) Overrentekortingen werden enerzijds uitbetaald aan de werkgever, anderzijds aangewend om de pensioenaanspraken van de deelnemers te verhogen.

Op (privé) spaarrekeningen werden rendementen gehaald tot soms wel 12 tot 15% op jaarbasis.

Pensioentoezegging en rekenrente

Tot 1 januari 2000 was in Nederland veelal sprake van aanspraaksystemen. Door de werkgever werd een toezegging gedaan aan de werknemer in de vorm van een middelloonregeling of een eindloonregeling.
Vanaf 1 januari 2000 en eigenlijk al vanaf 1 augustus 1987 werd de eindloonregeling voor de meeste werkgevers onbetaalbaar. (zie ook: Het grote bedrog)
Tegenover de verzekerde aanspraken werd een premie gezet. De hoogte van de rekenrente is nimmer bepalend geweest voor de hoogte van de opgebouwde aanspraken. Als sprake geweest zou zijn van een rekenrente van minder dan 4%, zou de te betalen premie door de werkgever verhoogd moeten worden om de toezegging gestand te kunnen doen. Overigens eén van de redenen waarom heden ten dage werkgevers bijna geen toezeggingen meer doen in de vorm van aanspraken, maar een premie ter beschikking stellen waarmee een kapitaal gefinancierd wordt, waar veelal eerst op de pensioendatum aanspraken tegenover gezet worden. Dit resuleert in hoogst onzekere uitkomsten, mede doordat de levensverwachtingen van de gemiddelde nederlandse werknemer sterk gestegen zijn. Als gevolg van de variabele rekenrente en de toegenomen levensverwachtingen zijn de tarieven van de pensioenverzekeraars sterk gestegen. Als in het verleden overigens sprake was van tariefstijgingen werden de opgebouwde aanspraken met gesloten beurs overgezet, dat wil dus zeggen dat de opgebouwde aanspraken niet verlaagd werden. Dat kon ook niet, er was immers sprake van een toezegging in de vorm van aanspraken!!

Volkskrant, 20 augustus 2018 door Gijs Herderschee

NIEUWS RENTEDALING

Lage rente neemt hap uit verwacht pensioen

Duizenden werknemers die individueel pensioenvermogen opbouwen, stevenen af op grote financiële tegenvallers na hun pensionering. Hoewel hun pensioenpot jaar in jaar uit beter gevuld raakt, wordt hun pensioenperspectief steeds slechter. Door de dalende rente wordt hun jaarlijks een lager pensioen in het vooruitzicht gesteld. De afgelopen jaren zijn tienduizenden werknemers die met pensioen gingen al met een veel lager pensioen geconfronteerd.

Het drama speelt zich in stilte af onder de werknemers met premieregelingen waarbij zij door beleggingen individueel pensioenvermogen opbouwen. Dat kapitaal wordt kort voor hun pensionering omgezet in een levenslange uitkering. De dan geldende rentestand is bepalend voor de hoogte daarvan. Werkgevers sluiten dergelijke regelingen af als er in hun bedrijfstak geen verplichte pensioenregeling in de cao staat.

Doordat de rente de laatste jaren sterk is gedaald, hebben tienduizenden werknemers jaarlijks de hoogte van het voor hen haalbare pensioen zien afnemen. En degenen die al met werken zijn gestopt, hebben een veel lager pensioen dan hun eerder werd voorgehouden. De Volkskrant sprak een hoofd personeelszaken van een middelgroot bedrijf waar de pensioenvooruitzichten door de dalende rente de laatste jaren bijna gehalveerd zijn, hoewel er meer kapitaal opzij is gezet. De zonnige keerzijde is dat de pensioenvooruitzichten juist sterk verbeteren wanneer de rente gaat stijgen.

Het is een probleem dat geen rol speelt bij het overleg dat vakbeweging, werkgevers en kabinet over de pensioenen voeren. Dat overleg gaat over regelingen waarbij het pensioen gekoppeld is aan het eerder verdiende loon, uitgevoerd door pensioenfondsen. Veruit de meeste werknemers hebben zo’n regeling. Omdat hun pensioenen al jaren onder druk staan, hebben zij de volle aandacht van de politiek en de koepels van werknemers en werkgevers. Voor dit soort pensioenen pakt de lage rente minder desastreus uit. De desbetreffende fondsen hebben de laatste jaren de premie verhoogd, de pensioenen niet verhoogd, of ze soms iets verlaagd, om de pensioenuitkeringen voor hen betaalbaar te houden.

‘Beschikbarepremieregeling’

Uit overzichten van de toezichthouder op de pensioenen, De Nederlandsche Bank, blijkt dat 1,2 miljoen werknemers via de ‘beschikbarepremieregeling’ sparen voor hun pensioen. Met zo’n premieregeling bouwen werknemers individueel pensioenkapitaal op. Van hen sparen er 423 duizend bij verzekeraars en 412 duizend bij een pensioenfonds. Nog eens 373 duizend mensen bouwen zo’n pensioen op bij een zogenoemde premiepensioeninstelling, die alleen dergelijke premieregelingen uitvoert.

Binnen dit soort regelingen bestaat een grote variëteit. In de basale vorm, zoals de regeling waarover het hoofd personeelszaken sprak, krijgt de werknemer kort voor zijn pensionering te horen hoe hoog zijn pensioen wordt. In andere regelingen wordt al jaren voor de pensionering het renterisico deels afgedekt of voorzichtiger belegd, zoals bij het pensioenfonds dat de premieregeling uitvoert voor uitzendkrachten.

Geen lobby

Werknemers worden ieder voor zich met een tegenvallend pensioen geconfronteerd. Er is geen lobby die het voor hen opneemt. Het hoofd personeelszaken dat in haar bedrijf schrijnende gevallen meemaakte, wil dit aan de kaak stellen. Hoeveel werknemers de basale premieregeling hebben, is niet te achterhalen bij de toezichthouders De Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten, noch bij de lobbyclub Pensioenfederatie. Dat het er tienduizenden zijn, wordt niet betwist.

Nog steeds kiezen startende bedrijven in nieuwe sectoren voor zo’n premiepensioenregeling. Het grote voordeel voor deze bedrijven is dat er na storting van de premie geen verplichtingen meer zijn voor de werkgever. Het risico ligt volledig bij de werknemer. Die is voor zijn pensioen afhankelijk van de beleggingsopbrengst, de ontwikkeling van de levensverwachting en de rente.

De premieregeling heeft intussen de warme belangstelling van bedrijven en sectoren waar het pensioen wel gekoppeld is aan het eerder verdiende loon. Volgens een oude regeling bestaat hier nog een band tussen het pensioenfonds en het bedrijf. Als het tegenzit, kan het pensioenfonds een beroep doen op het bedrijf om geld bij te storten. Accountants plaatsen bij dat risico kanttekeningen in de jaarverslagen. En dit verontrust financiers, zoals beleggers en banken. Bij verfproducent Akzo speelt dit jaar een conflict waarin de vakbonden van het bedrijf eisen dat het 400 iljoen euro extra stort in het pensioenfonds.

Sommige bedrijven, zoals Shell, stappen voor nieuwe werknemers helemaal over op een individuele premieregeling, anderen knippen de band tussen pensioenregeling en bedrijf door, waardoor de risico’s bij de werknemers als groep komen te liggen in een collectieve premieregeling. De Wet verbeterde premieregeling uit 2016 helpt deze collectieve premieregelingen om schrijnende gevolgen te voorkomen. Maar voor een individuele premieregeling biedt de wet geen soelaas.

Telegraaf 13 februari 2017 door Thijs Rösken

Corrigeer rekenrente

Een broodnodige ECB-correctie op de rekenrente maakt pensioenfondsen klaar voor de toekomst, stelt Benne van Popta. De OMT-bestuursvoorzitter is tegen een Big Bang, de naderende grote hervorming van het pensioenstelsel.

Fondsen, sociale partners en politie bereiden zich voor op een grootscheepse hervorming van het pensioienstelsel. Bij de formatie wil de SER een blauwdruk van een nieuw stelsel op tafel leggen. Dat zou dan in de volgende kabinetsperiode ingevoerd moeten worden. Benne van Popta van Pensioenfonds Metaal en Techniek (ongeveer 1,2 miljoen deelnemers) ziet geen noodzaak in grote hervormingen. "Met een nieuw pensioencontract krijgen deelnemers niet opeens meer geld". Volgens hem is de uitkeringshoogte een belangrijker probleem dan de manier waarop pensioengeld wordt verdeeld. Voor PMT én zijn deelnemers in ieder geval. Want deelnemers in de Metaal, blijven in tegenstelling tot in andere sectoren, tientallen jaren daar actief, er werken weining ZZP'ers en inkomensverschillen zijn klein.Hij wil wel dingen veranderen, maar weigert een blauwdruk van een nieuw perfect stelsel voor iedereen. Van Popta ziet vooral graag meer stabiliteit in de uitkering, door niet snel te hoeven korten en wel te indexeren."Door pensioentoezeggingen op een later moment te doen, verminder je de rentegevoeligheid." Van Popta wenst voor al die verschillende fondsen een hybride stelsel, waarbij fondsen anders werken per sector. "In de ene sector, waar werknemers kort in werken en pensioen opbouwen, kun je persoonlijke pensioenpotjes invoeren. Om in andere de kracht van de collectiviteit te behouden". De pensioenbaas wil veranderingen, zoals meer inzicht in pensioenopbouw, in klein stapjes. Nu valt volgens hem op de tekentafel niet te voorspellen welk stelsel nodig is in 2022.Hij wil stap voor stap bijsturen en verwijst naar oud-premier Den Uyl. "Hij zei dat je met kleine stappen ook voor grote vernieuwing kan zorgen. Het enige verschil is, dat je de bevolking meeneemt". Van Opta ziet een groot obstakel voor stelselaanpassing: lage dekkingsgraden (veel fondsen, zoals PMT komen niet boven de 100%) door lage rentes. Dus is er continu dreiging van kortingen. Veel fondsen dachten bijn heel 2016 dat ze moesten gaan korten, maar die ingreep werd net afgewend. Van Popta wil de rekenrente waarmee fondsen toekomstige verplichtingen waarderen (afgeleid van rentes van rentes op risicovrij papier) corrigeren. "Anders blijven kortingen boven ons hoofd hangen. Stabiliteit is nodig richting stelselvernieuwing." De PMT-baas vindt de huidge situatie onrechtvaardig omdat rentes laag zijn door ECB-beleid (geldverruiming via opkopen obligaties, red.) "Daarom moet er gecorrigeerd worden. Houd je deze rente, dan beloon je jongeren en benadeel je ouderen. Als dat ECB-effect 50 basispunten is en je zou die er tijdelijk bij doen, dan wordt onze rekenrente 2%, stijgt de dekkingsgraad met 6 procentpunten rn komen we op zo'n 105%." Die 105% is net boven de DNB-eis waar ondermeer PMT eind 2019 op moet zitten om onvoorwaardelijke kortingen te voorkomen. Anders in de politiek geopperde rekenrente-aanpassingen, zoals een permanente bodem van 2% of 4 % ziet Van Popta niet zitten. "Dat leidt tot onaanvaardbare verschuivingen tussen generaties" Staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken) en het CPB toonden in Januari dat een permanente bodem jongeren tot zelfs 30% kan kosten, omdat dan nu meer wordt uitgekeerd, terwijl de positie van pensioenfondsen niet verbetert. "Het is niet mijn bedoeling de situatie beter voor te stellen dan die is, maar we moeten het ECB-effect corrigeren. Zonder die barriére te slechten, komt die transitie niet op gang."

Telegraaf 31 januari 2017 door Niels Rigter en Thijs Rösken

Rekenrente stuwen doet jongeren pijn

Pensioenfondsen met onderdekking hoeven niet snel een verhoging van de rekenrente te verwachten. Het CPB waarschuwt dat een ingreep pensioenen van jongeren hard kan raken.

Dat staat in een rapport dat staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken maandag presenteerde. Zo haalt het Centraal Planbureau plannen van de SP, 50Plus en PVV onderuit. Die willen de rekenrente verhogen door een ondergrens aan te brengen. Krijgt de rekenrente een bodem van 4% dan profiteren veel huidige deelnemers, maar kan dat iemand die net geboren is, uiteindelijk 30,8% pensioen kosten, aldus het CPB. Bij een 2%-bodem kan het 15% schelen. Ook als die tijdelijk is, hebben eigenlijk alleen deelnemers geboren voor 1960 profijt. Pensioenfondsen moeten om hun toekomstige bezittingen en verplichtingen te waarderen rekenen met een tarief afgeleid van marktrentes. Die rekenrente bedraagt nu zo'n 1,3%. Die rente zorgt dat pensioenfondsen bij vollere kassen en aardige rendementen, toch in onderdekking (te lage dekkingsgraden) verkeren. Een rekenrente die hoger is waardeert toekomstige verplichtingen lager, dus zijn huiidge bezittingen sneller genoeg of meer dan genoeg. Een procentpunt rekenrente kan bij pensioenfondsen de dekkingsgraagd met zo'n 12%punten doen stijgen of dalen. Kunstmatige verhoging zou misschien zelfs indexatie mogelijk maken (bij 110% mag dat), een inflatiecorrectie die deelnemers al jaren niet kregen. Maar dat gaat volgens het CPB ten koste van pensioenen voor jongere generaties. Klijnsma voelt er dan ook niets voor. "Zowel oud als jong moet op een goed pensioen kunnen rekenen". De SP en 50Plus zijn niet onder de indruk. SP-Kamerlid Ulenbelt hekelt het effect van de lage rekenrente: "Voor de crisis hadden fondsen € 600 miljard in kas en was er geen probleem met dekkingsgraden. Nu wel, terwijl ze € 1.400 miljard in kas hebben. Je moet je niet rijk rekenen, maar ook niet arm." 50Plus-partijleider Krol moet de CBP-conclusies 'absurd'. Hij verwacht kleinere effecten omdat hij denkt dat rentes weer gaan stijgen. Krol stelt dat een verhoging naar 2% niet negatief is voor jongeren, maar zorgt voor een 'minder extreem voordeel voor jongeren'. De VVD noemt de rekenrente verhogen 'leven op de pof' en PvdA'er Kerstens ziet de verhogingsplannen als desastreus voor jongeren en later ook het stelsel. D66-Kamerlid van Weyenberg: "Natuurlijk willen gepensioneerden dat pensioenen meestijgen met prijzen, maar ze willen ook dat dit niet ten koste van kinderen en kleinkinderen gaat."Hoewel fondsen direct uit onderdekkingsproblemen zijn met een rentebodem, zien ze aanpassing niet zitten. ABP-voorzitter Corlen Wortmann zei zaterdag in DFT dat we niet aan één knop moeten draaien, maar het hele stelsel moeten hervormen. Ook BPFBouw (al een gezonder actuele dekkingsgraag á 110,3%) vindt dat "het CPB toont dat de rekensytematiek grote behoedzaamheid vraagt. Je kunt niet zomaar die knop aanraken". "PME (Metalektro) weet niet wat de rente de komende jaren doet en is "geen voorstander van een maatregel die mogelijk leidt tot verschillen tussen deelnemers van verschillende generaties". Het PMT (Metaal en Techniek)wil wel een hogere rekenrente en wil net als 50Plus het tarief corrigeren voor 'rentedrukkende' effecten van het ECB-beleid.

Mijn commentaar: Een lage rente zorgt ervoor dat er te weinig reserve in de pot zit, zodat meer premie nodig is om aan een redelijk pensioen te komen bij de huidige levensverwachtingen. Op de pensioendatum zal op basis van de op dat moment geldende rekenrente gerekend worden, zodat een te laag pensioen ingekocht kan worden. Als de rente stijgt zouden deze pensioenen geïndexeerd moeten worden. In de praktijk gebeurt dit echter niet. Als de rekenrente stijgt is er meer reserve en kan de premie verlaagd worden.Een hogere rekenrente op de pensioendatum leidt tot hogere pensioenuitkomsten.

Telegraaf 28 augustus 2010 door Jaap van Duijn

Rente en Pensioenen

Pensioenfondsen hebben bezittingen en verplichtingen. De bezttingen zijn de vermogens die zijn opgebouwd door premiestortingen en beleggingsresultaten. De verplichtingen zijn de pensioenen die nu, maar ook nog over 40 jaar aan deelnemers moeten worden uitbetaald.

De waarde van de bezittingen is over het algemeen vrij goed vast te stellen. Van de meeste aandelen en oblogaties in protefeuille staan de koersen dagelijks in de krant. Van andere beleggingen, zoals onroerend goed, zijn geen dagprijzen beschikbaar, maar moeten periodiek waarderingen worden vastgesteld. De waarde van de verplichtingen is veel minder eenduidig vast te stellen. Om over 40 jaar bijvoorbeel € 24.000,- aan pensioen aan een deelnemer te kunnen uitkeren, hoeft die € 24.000,- niet nu al in kas te zijn. Een bedrag van € 5000,- is als reservering nu voldoende, mits die € 5000,- met een jaarlijks rendement van 4% kan worden belegd. Met rente op rente kom je dan 40 jaar op € 24.000,- uit. Als aandelenrendementen van gemiddeld 8% worden gehaals, is een reservering van € 1.100,- zelfs al voldoende. De hierboven genoemde conservatieve 4% werd als rekenrente decennia lang door pensioenfondsen gehanteerd om hun verplichtingen te bepalen en iedereen was gelukkig. Totdat een aantal jaren geleden de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (DNB) bedacht dat de toekomstige verplichtingen niet tegen een vaste rekenrente, maar tegen actuele marktrentes contant moesten worden gemaakt. Voor ieder jaar aan verplichtingen moest de rente met de betreffende looptijd worden gehanteerd. Dus: verplictingen over 10 jaar moesten contant worden gemaakt met de 10-jaarsrente. De gedachte was dat fondsen alle jaargangen aan verplichtingen aan de rechterkant van de balans in beginsel konden matchen met overeenkomstige vastrentende beleggingen aan de linkerkant. Dat klonk goed. Alleen, marktrentes gaan omhoog en omlaag en met het loslaten van de vaste rekenrente gingen de contant gemaakte verplichtingen ook bewegen. Immers, als de rentes stijgen, daalt de contante waarde van de verplichtingen - en omgekeerd. Dankzij de nieuwe boekhoudregels van DNB ging de financiële thermometer van de pensioenfondsen ineens fors op en neer. Als de rentestanden hoog waren, waren ze kerngezond. Bij lage rentes waren ze plotseling doodziek. Nu komt het bizarre: om de crisis te bestrijden hebben centrale banken hun rentetarieven tot extreem lage waarden verlaagd. de marktrentes zijn navenant gedaald, in Nederland naar de laagste niveaus sinds in ieder geval Napoleon. Dus: de centrale banken, waarvan DNB er één is, verlagen zelf eerst de rente en vervolgens constateert DNB als toezichthouder dat de pensioenfondsen er vanwege de historisch lage rentestanden er niet goed voorstaan.
Na alle kritiek rond Icesave meent DNB zijn tanden te moeten laten zien, maar wel op een manier die slecht is voor zowel de gemoedstoestand van (aanstaande) gepensioneerden als voor onze economie. Als fondsen minder uitkeren betekent dat minder koopkracht, als pensioenpremies omhoog moeten blijft er minder loonruimte over. Bovendien dwingt het DNB-toezicht fondsen tot minder risicovol en dus lager renderende beleggingen. wat weer ten koste gaat van de fondsvermogens op lange termijn. Welk een schade een boekhoudregel al niet kan aanrichten.

 

 


Laatstelijk aangepast: 22 april 2018

 

Terug naar: PensioenScheiden of Pensioenweetjes